Wonen MP2 vier nieuwe woorden

             Warm-up                     Wie is de dader?
Lees alles goed.
De dader heeft geen blond of grijs haar. 
De dader heeft geen snor. 
De dader heeft geen oorbellen. 
De dader heeft geen bruine ogen.

Wie is het?
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

             Warm-up                     Wie is de dader?
Lees alles goed.
De dader heeft geen blond of grijs haar. 
De dader heeft geen snor. 
De dader heeft geen oorbellen. 
De dader heeft geen bruine ogen.

Wie is het?

Slide 1 - Slide

Schrijven
Aan het einde van de les:

  • Kan ik een verhaal schrijven over mijn woonplaats;

Slide 2 - Slide

Wat is jouw woonplaats?
De woonplaats is de stad of het dorp waar jij nu woont.

Slide 3 - Slide

Wat is de naam van jouw woonplaats?

Slide 4 - Mind map

Mijn woonplaats is Helmond

Slide 5 - Slide

Stappenplan
1. Maak een woordspin over jouw woonplaats
2. Bedenk een titel voor jouw verhaal
3. Denk aan: de titel, hoofdletters en punten
4. Lees goed bij ' je gebruikt' en ' denk aan'.
timer
10:00

Slide 6 - Slide

Woordenschat
Vandaag vier (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 7 - Slide

het verkeer
  • alle mensen, fietsen, auto's, bussen en andere voertuigen die op de weg zijn.
  • Zin: Het verkeer in de stad is erg druk. Er zijn veel mensen op de straat.

Slide 8 - Slide

verzamelen
  • werkwoord: ik verzamel, hij verzamelt, wij verzamelen;
  • dingen die bij elkaar horen, samen brengen;
  • Zin: Hij verzamelt allemaal spullen van FC Barcelona. Hij heeft al heel veel spullen daarvan.

Slide 9 - Slide

de wijk
  • een deel van een stad of dorp;
  • elke wijk heeft een andere naam:
  • zin: Ik woon in Den Helder, in de wijk Nieuw Den Helder. Mijn vriend woont in Den Helder, in de wijk Visbuurt.

Slide 10 - Slide

het noorden, het oosten, het zuiden, het westen

  • Bovenaan zit het noorden, onderaan het zuiden, rechts het oosten en links het westen.
  • In het oosten komt de zon op, in het westen gaat de zon onder.
  • Zin: Den Helder ligt in het westen van Nederland.

Slide 11 - Slide

In welke zin wordt het woord
verzamelen
goed gebruikt?
A
Ik verzamel boeken. Ik heb er 1.
B
Ik verzamel boeken, Ik heb er 3.
C
Ik verzamel boeken, Ik heb er 50.
D
Ik verzamel boeken, Ik ga altijd naar de bibliotheek.

Slide 12 - Quiz

Waar zie je:
de wijk
A
B
C

Slide 13 - Quiz

Maak een zin met het woord:
(het) verkeer

Slide 14 - Open question

Noord Brabant
Groningen
Drenthe
Zuid Holland

Slide 15 - Drag question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 16 - Slide

Wil jij stoppen met................? Jouw kamer is al vol. Er kan niets meer bij.

Slide 17 - Open question

Onze .......... is heel leuk. Met onze buren hebben we vaak samen een feest.

Slide 18 - Open question

In mijn straat is altijd veel....... Het is soms gevaarlijk.

Slide 19 - Open question

Friesland ligt in het ................. van Nederland.

Slide 20 - Open question

Zinnen maken

De docent zegt een naam. Hoor je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: verzamelen, het verkeer, de wijk, het noorden/oosten/zuiden/westen

Slide 21 - Slide

Aardrijkskunde
In welke provincie woon jij?

Slide 22 - Slide

Plein 16
We werken samen met een nieuw boek: Plein 16. 
Dit zijn verschillende opdrachten:
  • luisteropdrachten
  • leesopdrachten
  • schrijfopdrachten

Slide 23 - Slide