Karneval 2025
1 / 43
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Magst du Karneval?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Was bedeutet: "Alle Jläser huh"?
Antwoord in het Nederlands
Antwoord in het Nederlands
Slide 4 - Open question
Feierst du Karneval...?
A
Nie! Ich mag es nicht!
B
Nie! Ich darf es nicht!
C
Immer! Weil ich feiern möchte.
D
Ja schon Mal getan!
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Video
Slide 7 - Drag question
Slide 8 - Slide
Rheinland
Südwesten
Bayern
Karneval
Fastnacht
Fasching
Slide 9 - Drag question
Slide 10 - Video
Uit welke religie komt "Karneval" oorspronkelijk?
A
Het boeddhisme
B
De islam
C
Het jodendom
D
Het christendom
Slide 11 - Quiz
Waarom droegen ze vroeger verkleedkleding?
A
Dit vonden ze leuk
B
Ze jaagden de winter weg
C
Ze jaagden de zomer weg
D
dit droegen ze altijd
Slide 12 - Quiz
Was bedeutet das Wort Karneval?
A
Fest, lebe wohl
B
Bier, lebe wohl
C
Fleisch, lebe wohl
D
Lebe wohl
Slide 13 - Quiz
"Fastnacht" is de nacht voordat de mensen gaan vasten.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
Wie nennt man den Mittwoch nach dem Karneval?
A
Kreisemittwoch
B
Letztermittwoch
C
Waschermittwoch
D
Aschermittwoch
Slide 15 - Quiz
Wat wordt er in Köln geroepen tijdens "Karneval"?
A
Ahoi!
B
Alaaf!
C
Helau!
D
Woehoee!
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Video
Slide 18 - Slide
Karneval
Jecke
Rosenmontag
Verkleidung
Kamelle
Konfetti
Slide 19 - Drag question
Am welchen Tag fängt den Kölner Karneval an?
A
Montag
B
Dienstag
C
Donnerstag
D
Freitag
Slide 20 - Quiz
richtig oder falsch?
Der Karneval fängt am Nachmittag in den Kneipen an.
Der Karneval fängt am Nachmittag in den Kneipen an.
A
richtig
B
falsch
Slide 21 - Quiz
richtig oder falsch?
De Carnavalswagen rijden door de binnenstad van Köln.
De Carnavalswagen rijden door de binnenstad van Köln.
A
richtig
B
falsch
Slide 22 - Quiz
Uit welk materiaal bestaan de hoofden van de enorme poppen.
A
plastic
B
papier-maché
C
ijzer
D
hout
Slide 23 - Quiz
Wat hoeft een nar niet te kunnen?
A
Schwäbischen dialect spreken.
B
uit de omgeving komen.
C
acteren
D
10 jaar oud zijn.
Slide 24 - Quiz
richtig oder falsch?
De narren verdelen snoep onder het publiek.
De narren verdelen snoep onder het publiek.
A
richtig
B
falsch
Slide 25 - Quiz
Wann begint der Karneval?
A
11.11
B
12.12
C
10.10
D
12.11
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Hoe heet dit Duitse carnavalsliedje?
Klik op de muzieknoot!
A
Stadt mit A
B
Stadt mit K
C
Stadt mit B
D
Stadt mit C
Slide 30 - Quiz
Hoe heet dit Duitse carnavalsliedje?
Klik op de muzieknoot!
A
Leev Marie
B
Hey, wir wollen die Eisbären sehen
C
Alaaf!
D
Alle Jläser huh
Slide 31 - Quiz
Hoe heet dit Duitse carnavalsliedje?
Klik op de muzieknoot!
A
Hey, wir wollen die Eisbären sehen
B
Kölle Alaaf
C
Atemlos
D
Pirate
Slide 32 - Quiz
Hoe heet dit Duitse carnavalsliedje?
Klik op de muzieknoot!
A
Hey, wir wollen die Eisbären sehen
B
Kölle Alaaf
C
Alle Jläser huh
D
Rot, gelb, grün
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Video
Als wat gaan Regina en haar vrienden verkleed?
A
kat
B
pauw
C
muis
D
koe
Slide 35 - Quiz
"Ein witziges Kostüm ist der eigentliche Schlüssel zum Erfolg"
Wat voor een kostuum zou een succes moeten zijn volgens de presentator?
Wat voor een kostuum zou een succes moeten zijn volgens de presentator?
A
een eng kostuum
B
een kleurrijk kostuum
C
een modern kostuum
D
een grappig kostuum
Slide 36 - Quiz
Wat is "der Höhepunkt" (het hoogtepunt) van carnaval?
A
Rosenmontag
B
Aschermittwoch
C
Karnevalssamstag
D
Karnevalssontag
Slide 37 - Quiz
Wanneer beginnen de mensen met drinken?
A
dat mag pas om 11.11 uur
B
na 12.00 uur
C
in de (vroege) ochtend
D
in de namiddag
Slide 38 - Quiz
De meneer in het groene pak legt uit hoe carnaval gevierd wordt. Hoe veel dagen wordt er carnaval gevierd?
A
3 dagen
B
4 dagen
C
5 dagen
D
7 dagen
Slide 39 - Quiz
Hoe voelen de mensen zich, wanneer ze carnaval vieren?
A
helemaal zen/ontspannen
B
gespannen
C
verveeld
D
zoals normaal
Slide 40 - Quiz
Was für ein Karnevalskostüm hast du?
Slide 41 - Open question
Was habt ihr von dem Kölner
Karneval gelernt?
Karneval gelernt?
