Week 39 - les 2

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bloc E:
Welke woorden ken je al?
(p. 53)

4 minuten doorkijken,
daarna quiz!

Slide 2 - Slide

Vertaal: la mer
A
het strand
B
de zee
C
het probleem
D
het bericht

Slide 3 - Quiz

Vertaal: regarde
A
kijk
B
help
C
bedankt
D
veel

Slide 4 - Quiz

Vertaal: demain
A
vandaag
B
dan
C
gisteren
D
morgen

Slide 5 - Quiz

Vertaal: beau
A
super
B
veel
C
mooi
D
in

Slide 6 - Quiz

En nu de getallen!
Vertaal: 3
A
deux
B
trois
C
quatre
D
zéro

Slide 7 - Quiz

Vertaal: 14
A
treize
B
quatorze
C
onze
D
quinze

Slide 8 - Quiz

Vertaal: 0
A
un
B
quatre
C
cinq
D
zéro

Slide 9 - Quiz

Vertaal: 8
A
sept
B
neuf
C
huit
D
dix

Slide 10 - Quiz

Aujourd'hui:
* Vragen SO ?
* Bloc F: corriger
* Bloc H: expliquer la grammaire
* Au travail!

Proefwerk: B1E op 7 oktober, B1D op 8 oktober.

Slide 11 - Slide

Les objectifs:
*Je kan zeggen wanneer het proefwerk is.

*Je bent bekend met de woordjes van bloc E.

*Je kan aangeven bij het SO wat goed ging en waar je de volgende keer op moet letten.

*Je weet wat de persoonlijke voornaamwoorden zijn in het Frans.

*Je kan het werkwoord avoir herkennen.  

Slide 12 - Slide

SO terug + bespreken
* Wat ging goed? 
* Wat ga je de volgende keer anders aanpakken?
* Ben je tevreden met het resultaat?

Slide 13 - Slide

Bloc F: lire (p. 42)
* Ex. 23
* Lire le texte individuel
* Ex. 24ab individuel, après discuter! 

Slide 14 - Slide

Bloc H: expliquer la grammaire
* Ex. 30ab (p. 48) zelf invullen!
_________________________________________________
Titel: het persoonlijk voornaamwoord

Schrijf datgene op wat zo op het bord komt te staan.
* Ex. 31d samen

Slide 15 - Slide

Titel: het werkwoord avoir (hebben)
Avoir = onregelmatig (dus uit je hoofd leren!)

J'ai = ik heb
Tu as = jij hebt
Il/elle a = hij/zij heeft
On a = men heeft / wij hebben
Nous avons = wij hebben
Vous avez = jullie hebben / u heeft
Ils/elles ont = zij hebben

Slide 16 - Slide

Check!
* Ex. 31c
1. Tu as
2. J'ai
3. Il a
4. Nous avons
5. Sarah et Océane ont
6. Vous avez 

Slide 17 - Slide

Au travail!
UITLEG ONLINE METHODE 

Faire: ex. 21abc, 22ab (van gisteren), 25, 26a, 31def en 32
(vanaf p. 44)
Temps: 10 minutes
Travail individuel ou à deux
Prêt? Apprenez bloc E et F! (p. 53)


Slide 18 - Slide

Les devoirs:
* Faire: ex. 21abc, 22ab, 25, 26a, 31def en 32
* Apprendre: bloc E + F (goed leren!)
Zet het goed in je agenda!

Komt vandaag in Magister te staan.

Slide 19 - Slide

Bingo!
* Maak een 3x3 rooster
* Getallen van 0 t/m 20, kies er zelf 9
* Valse bingo = liedje zingen voor de klas
* Bingo (links/recht/boven/onder/schuin)
* 3 rondes, prijs = sticker!

Slide 20 - Slide