Zinsdelen

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Woensdag 6 januari 2021
Corona-style
Gedichtje
Weet je nog...?
Even herhalen
Oefenen

Aan het einde van de les...
... weet je welke zinsdelen er zijn.

Slide 2 - Slide

Corona-style
Doei lezen
5 minuten voor tijd stoppen
Vragen bewaren tot het einde
Trede 9

Slide 3 - Slide

Gisteren gaf Seppe met tegenzin zijn roze etui aan Jarin.
pv
ond
wwg
lv
mv
bwb
Gisteren
gaf
Seppe
zijn roze etui
aan Jarin.
met tegenzin

Slide 4 - Drag question

Wat is de juiste volgorde om een zin te ontleden?

Slide 5 - Slide

1. persoonsvorm (pv)
Maak gebruik van de getalproef of de tijdproef.

  • getalproef = verander de zin van enkelvoud naar meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert is de pv.
  • VB: Lotte is naar school gelopen. --> Lotte en Amy zijn naar school gelopen.

  • tijdproef = verander de zin van tijd. Het werkwoord dat verandert, is de pv.
  • VB: Fien is naar school gelopen. --> Fien was naar school  gelopen.

Slide 6 - Slide

2. Zinsdelen
  1. Zet de pv tussen twee strepen.
  2. Alles wat voor de pv staat, is een zinsdeel. 
  3. Kijk welke delen van de zin voor de pv kunnen staan. Dat is één zinsdeel. Let op! De zin moet nog wel kloppend zijn. 
  4. Alle werkwoorden zijn een apart zinsdeel.

VB: 
1. Selke en Suus / gaan / iedere maandagavond sporten. 
2. / Selke en Suus / gaan / iedere maandagavond sporten. 
3. Iedere maandagavond  / gaan Selke en Suus / sporten. 
4. Selke en Suus / gaan / iedere maandagavond / sporten. /

Slide 7 - Slide

3. Werkwoordelijk gezegde (wwg)


Alle werkwoorden in de zin.
Dus ook de pv!

VB: Zara/ wil / graag / haar verjaardag / vieren.

Slide 8 - Slide

4. Onderwerp (ond)
Wie/wat doet iets?

Gebruik de getalproef. 
VB: Tessa springt een gat in de lucht. --> Tessa en Maud springen een gat in de lucht.

Ezelsbruggetje: Wie/wat + wwg = ond 
VB: Wie/wat springt? --> Tessa

Slide 9 - Slide

5. Lijdend voorwerp (lv)
Het zinsdeel waar niks mee gebeurt. Het overkomt dit zinsdeel.
VB: Thymen schopt de bal in het doel. --> De bal doet hier niks. Het overkomt hem.

Ezelsbruggetje: Wat/wie + wwg + ond
Wat/wie schopt Thymen? --> de bal

Niet iedere zin heeft een lv!

Slide 10 - Slide

6. Meewerkend voorwerp (mv)
Krijgt het lv. Denk aan: werkt mee om het lv te verplaatsen. 
VB: Marit geeft een verse oliebol aan Chelsey. 
De verse oliebol overkomt iets. Dit is het lv. Chelsey werkt mee door de oliebol aan te pakken. Chelsey is dus het mv.

Ezelsbruggetje: Aan/voor wie + wwg + ond + lv 
Aan/voor wie geeft Marit de verse oliebol? --> aan Chelsey

Let op! 'Aan' of 'voor' moet je erbij kunnen zetten of weg kunnen halen. Kan dit niet? Dan is het geen mv. (Je kan ook zeggen: Marit geeft Chelsey een verse oliebol.)
Let op! Niet iedere zin heeft een mv. 
Let op! Zit er geen lv in de zin? Dan is er NOOIT een mv!

Slide 11 - Slide

7. Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Alle zinsdelen die nog over zijn.
Afgelopen zaterdagavond / gaven / Enzo en Yuran / Leroy / een cadeautje.

pv = ... zaterdagavond geven Enzo en Yuran... OF ... avond gaf Enzo = gaven
wwg = gaven
ond = Wie/wat gaven = Enzo en Yuran
lv = Wat/wie gaven Enzo en Yuran = een cadeautje
mv = Aan/voor wie gaven Enzo en Yuran een cadeautje = Leroy
bwb = Afgelopen zaterdag

Slide 12 - Slide

Ontleed de zinnen:

1. Esmee groet iedere ochtend de buren.
2. Heeft Cleo gisteren wel het vuilnis buiten gezet?
3. Maud en Suna besloten een surprise te geven aan Aiden.

Slide 13 - Open question