Overzicht Grammatica Unit 5 (passives, woordvolgorde, etc.)

Overzicht Grammatica Unit 5 (passives, woordvolgorde, etc.)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Overzicht Grammatica Unit 5 (passives, woordvolgorde, etc.)

Slide 1 - Slide

In deze lessonup komen alle grammaticaonderdelen die op je toetsweek voorbij komen nog een keer uitgelegd. Je hebt steeds een stukje theorie gevolgd door oefenopdrachten; 

Slide 2 - Slide

Grammaticaonderdeel: Woordvolgorde
* De Engelsen kennen hele strakke afspraken als het gaat om welke woordsoorten je waar in een zin zet. We beginnen met de meest simpele! 

Aan het eind van de zin, zet je de bepaling van plaats vóór de bepaling van tijd!
                                                                             
                                                                                    bep. v. pl.       bep. v. T.
I always watch 'Masterchef Australia' at my home during the evening. 

                                                               bep. v. pl.               bep. v. T.
My sister usually plays tennis at the local club at 7 p.m.. 

Slide 3 - Slide

Bepalingen van plaats: at home, on the bus, in the room, in Germany, in Europe, in front of the building (gebouwen, plaatsen)

Bepalingen van tijd: in 1990, two days ago, On Wednesday, at 7 o'clock, in February (tijden, maanden, weken, dagen)

Slide 4 - Slide

In het Engels zijn ze dan wel weer flexibel als het gaat om de bepaling van tijd. Die mág je ook vooraan in de zin zetten om extra nadruk (extra belangrijk te maken) te leggen op wanneer het gebeurde. 
                                                                                                
On Sunday I went to the cinema. 
in February we travelled to Indonesia. 
Two days ago we went fishing at the lake.  

Slide 5 - Slide

She went to the cinema two days ago.

Wat is de 'bepaling van plaats' in deze zin?
A
to the cinema
B
she
C
went
D
two days ago

Slide 6 - Quiz

They always play football at the local club on Sundays.

Wat is de 'bepaling van tijd' in deze zin?
A
They
B
always play
C
on Sundays
D
at the local club

Slide 7 - Quiz

Form a sentence using the words underneath:


1. on Saturdays - she - at the local restaurant - does the dishes
2. born - on the 19th of June - I was - in Zwolle

Slide 8 - Open question

Soms wil je aangeven 'hoe vaak iets' gebeurt: "always, sometimes, never, usually (gewoonlijk), often (vaak)", Dit soort woorden noem je 'bijwoorden van frequentie' ('frequentie is een duur woord voor: 'hoe vaak iets gebeurt').  Als er één werkwoord in de zin staat (en het is géén vorm van 'to be' dan zet je die voor het enige werkwoord

      bijw.    ww.
I always play football at the local club in the evenings. 
          bijw.    ww.
She never forgets to bring her books to class. 
                           bijw.    ww. 
That athlete always smiles whenever she's/ he's on TV.

Slide 9 - Slide

Let op! (na een vorm van 'to be' (am/are/is/was/were) krijg je dan het bijwoord van frequentie (sometimes, always, never, often, usually) 

1. He is usually on time. 
2. The athletes are always happy to be on TV.
3. When my grandfather still worked, he was never late. 

Slide 10 - Slide

What is the correct word order?
A
My grandmother sometimes was tired.
B
My grandmother was sometimes tired.

Slide 11 - Quiz

1. usually - he - is - quite happy.

2. when we were little - never - was - my sister - mean to me.

Slide 12 - Open question

Korte antwoorden; 
Hoe beantwoord je een vraag met 'ja' of 'nee' op een beleefde manier in het Engels?
-Je herhaalt het werkwoord in de vraag (dat is het eerste woord; dit is dikgedrukt in de voorbeeldzinnen hieronder);
-Je zegt dus heel simpel: yes/no (gevolgd door een komma)
-En dan het pers. voornaamw. (I,you,he,she,it,we,they)
-En dan het werkwoord waarmee de vraag van iemand anders begon; (met eventueel 'n't/ not' als je aangeeft dat het niet zo is)

Do you often work out? - Yes, I do.
Did your sister leave her wallet in the bus? - No, she didn't. / did not.   (your sister = she) 
Are your parents going on a holiday to Spain? - Yes, they are.  (your parents = they) 

Slide 13 - Slide

How would you reply to these questions?

- Did you go to France last summer? - Yes/No, ___________
-Are you a fan of football? - Yes/No, _______________
- Have you ever watched a football match between two countries? - Yes/No, ______________

Slide 14 - Open question

Passive sentences
(passief betekent het tegenovergestelde van actief) Hieronder een voorbeeld van een actieve zin: 

"The man raised the trophy in the air." 

Slide 15 - Slide

stappenplan (passief maken)
VB: (Mijn ouders werden beroofd door een dief)

Stap 1: My parents __________(rob) by a thief yesterday

stap 2: My parents (= they) Kijk goed naar het onderwerp en vervang dat door (I,you,he,she,it,we,they); Je weet dan welke vorm van 'to be' je moet gebruiken; 

stap 3: My parents were .............. (er staat yesterday dus krijg je geen 'are', maar 'were') 

stap 4: My parents were robbed (regelmatig werkwoord? -> ww + ed  - Onregelmatig werkwoord +3e vorm) 

Slide 16 - Slide

The flowers at Vatican City __________(deliver) by a Dutch company.

*let op: Tegenwoordige tijd omdat het hier gaat over een waarheid;
A
is delivered
B
am delivered
C
were delivered
D
are delivered

Slide 17 - Quiz

1. Yesterday my father's colleague _______________(fire) by his boss. The colleage had stolen company property.
2. Normally, staff members _____________(not fire)by their boss as he is a kind-hearted person.

Slide 18 - Open question