REK1 Decimale getallen, kommagetallan

Breuken en kommagetallen
Een breuk kan je schrijven als een kommagetal.

Voorbeeld:
1/2 is een halve, dus 0,50
1/4 is een kwart, dus 0,25
3/4 is drie kwart, dus 0,75
1 / 24
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Breuken en kommagetallen
Een breuk kan je schrijven als een kommagetal.

Voorbeeld:
1/2 is een halve, dus 0,50
1/4 is een kwart, dus 0,25
3/4 is drie kwart, dus 0,75

Slide 1 - Slide

Bekijk de volgende breuken en kommagetallen. 
Wat valt op?
1/2 = 0,50
1/3 = 0,33
1/4 = 0,25
1/5 = 0,20
1/8 = 0,125
1/10 = 0,10

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Welk kommagetal hoort bij 1/4?
A
0,50
B
0,25
C
0,75

Slide 4 - Quiz

Welk kommagetal hoort bij 1/5?
A
0,20
B
0,10
C
0,50

Slide 5 - Quiz

Welk kommagetal hoort bij 1/10?
A
0,20
B
0,10
C
0,25

Slide 6 - Quiz

Welk kommagetal hoort bij 3/5?
A
0,60
B
0,30
C
0,33

Slide 7 - Quiz

12,50
1,75
0,70
0,80
12 1/2
1 3/4
7/10
4/5

Slide 8 - Drag question

Pak een pen en papier erbij en reken uit.
Schrijf de volgende breuken als kommagetallen:
1/4 =                                          8  3/4 =
1/5 =                                          16 1/2 =                                      
1/10 =                                         5 2/5 =
1/2 =                                           33 6/10 =
1/3 =                                           2 2/4 =
timer
5:00

Slide 9 - Slide

1/2 = 0,5
1/3 = 0,333
1/4 = 0,25
1/5 = 0,20
1/6 = 0,167
1/7 = 0,143
1/8 = 0,125
1/9 = 0,111
1/10 = 0,1  of   0,10
Dit kan ook met een 
rekenmachine:    
/  is hetzelfde als  : 


1/6  =  1 : 6 

Hoeveel is  3/8  ? 

Slide 10 - Slide

Een deel van een geheel
Douwe geeft 2/5 deel van €300 aan het Wereld Natuur Fonds. Hoeveel geeft Douwe aan het Wereld Natuur Fonds?

Hoe reken je dit uit?
Je deelt het getal door de onderste en vervolgens keer de bovenste.

Slide 11 - Slide

Hoeveel is 1/10 van 800?
A
8
B
80

Slide 12 - Quiz

Hoeveel is 2/10 van 800?
A
160
B
16

Slide 13 - Quiz

Schrijf als breuk en vereenvoudig:
0,4
A
104
B
41
C
52
D
14=4

Slide 14 - Quiz


Schrijf als decimaal:
181
A
8
B
1,8
C
0,9
D
1,125

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Regel
Bij afronden kijk je naar het eerste cijfer dat
je niet meer laat staan. Dan geldt:

Bij de getallen 0, 1, 2, 3 en 4 rond je omlaag af.
Er gebeurt niks met het laatste cijfer dat je laat staan.

Bij de getallen 5, 6, 7, 8 en 9 rond je omhoog af.
Je verhoogt het laatste cijfer dat je laat staan met 1.

Slide 17 - Slide

Bijvoorbeeld
Afronden op een tiental:
12 wordt 10

Afronden op een honderdtal:
183 wordt 200

Afronden op een duizendtal:
3490 wordt 3000

Slide 18 - Slide

Afronden op hele getallen.
15,49 wordt
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 19 - Quiz

afronden op 1 decimaal

86,73
A
86
B
87
C
86,7
D
86,8

Slide 20 - Quiz

afronden op 2 decimalen:
4,56734
A
4,56
B
4,6
C
4,567
D
4,57

Slide 21 - Quiz

Als je het getal 87,3526118 afrond op 3 decimalen dan wordt het
A
87,3
B
87,4
C
87,352
D
87,353

Slide 22 - Quiz

Afronden met geld doen we per......
A
€0,01 cent
B
€0,05 cent
C
€0,10 cent
D
We ronden niet af met geld

Slide 23 - Quiz

Pak een pen en papier erbij en reken uit
1/3 deel van 21 =                                    5/8 deel van 48 =  
1/8 deel van 72 =                                    3/5 deel van 45 =
1/3 deel van 24 =                                    3/4 deel van 32 =
1/4 deel van 400 =                                 2/4 deel van 240 =
1/5 deel van 15 =                                    2/3 deel van 270 =


timer
5:00

Slide 24 - Slide