This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Thema 5 / H.6 : De tijd van ontdekkers en hervormers
16e eeuw: 1500 -1600 n.Chr.
Slide 1 - Slide
Schrijf op een los blaadje
Waarom ga je herkansen?
Waarom juist geschiedenis?
Hoe was je voorbereiding op de test?
Hoe denk je nu een beter cijfer te halen?
Slide 2 - Slide
Wat ga je doen?
Tekst boek en werkboek voor je neus.
lees 6.1 en schrijf op het bord wat je niet snapt.
Je hebt hier 7 minuten voor per paragraaf
Doe dit ook voor 6.3 en 6.4
We gaan kijken of we antwoord kunnen geven op de vragen van het bord.
timer
7:00
Slide 3 - Slide
Welk begrip past bij de omschrijving.
'Alles doen zoals de Grieken en Romeinen deden'
A
Renaissance
B
Klassieke oudheid
C
Humanisten
Slide 4 - Quiz
Welk begrip past bij de omschrijving.
'Een levensbeschouwing zonder een god'
A
Renaissance
B
Humanisten
C
Klassieke oudheid
Slide 5 - Quiz
Welk begrip past bij de omschrijving.
'Tijdvak 2: Grieken en Romeinen'
A
Renaissance
B
Humanisten
C
Klassieke oudheid
Slide 6 - Quiz
Bij welke periode in de geschiedenis hoort de afbeelding?
A
Renaissance
B
Middeleeuwen
Slide 7 - Quiz
Middeleeuwen
Renaissance
Diepte (3D)
Vlak (2D)
Realistisch
Christelijk
Symmetrisch
Grieks en Romeinse invloed
Uit verhouding
Slide 8 - Drag question
Leg aan de hand van het beeld van David uit wat de Renaissance inhield.
Slide 9 - Open question
Memento Mori (gedenk te sterven)
Carpe diem (Pluk de dag)
God centraal
Mens centraal
Slide 10 - Drag question
Wie is Erasmus van Rotterdam?
Erasmus van Rotterdam.
Slide 11 - Drag question
Erasmus van Rotterdam was een geleerde. Hij stond bekend als ...
A
Een zwaar gelovig persoon
B
Humanist
C
Kritiekloos
D
Een toneelspeler
Slide 12 - Quiz
Welke ontdekkingsreiziger ging als eerste helemaal naar India?
A
Columbus
B
Diaz
C
Vasco da Gama
Slide 13 - Quiz
Welk begrip hoort bij de omschrijving?
'uitbreiding van macht of bezit.'
A
Columbiaanse uitwisseling
B
Expansie
C
Zijderoute
Slide 14 - Quiz
Welk begrip hoort bij de omschrijving?
'De uitruil van producten, dieren en ziektes vanuit de oude wereld naar de nieuwe wereld.'
A
Columbiaanse uitwisseling
B
Expansie
C
Zijderoute
Slide 15 - Quiz
Welke producten uit Azië waren erg populair in Europa?
A
Ananas, katoen en wierrook
B
Satijn, zijde en parfum
C
Zijde, specerijen en parfum
D
Hout, wol en kaas
Slide 16 - Quiz
Leg de oorzaken (2) uit voor de start met ontdekkingsreizen.
Slide 17 - Open question
Columbus
Diaz
Vasco da Gama
Slide 18 - Drag question
Waarom voerde Columbus westwaarts naar India?
A
Hij dacht dat er een nieuw land was te ontdekken
B
De route rondom Afrika was erg druk bevaren.
C
De route rondom Afrika was veilig, maar erg lang.
D
Columbus zocht een veiligere en snellere route
Slide 19 - Quiz
Beargumenteer dat Columbus een slimme keuze maakte door naar het westen te varen.
Slide 20 - Open question
Welk begrip past het beste bij de omschrijving?
'kerkhervorming in de zestiende eeuw waarbij het protestantisme ontstaat.'
A
Humanisme
B
Katholicisme
C
Reformatie
D
Herformatie
Slide 21 - Quiz
Waar of niet waar
De splitsing van de kerk was een bedoeld gevolg van Luther en zijn 95 stellingen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Wat was de hoofdoorzaak van de reformatie?
A
De misstanden
B
Humanisme
C
Luthers 95 stellingen
D
De leer van Calvijn
Slide 23 - Quiz
Benoem drie misstanden die Luther aankaartte over de katholieke kerk.
Slide 24 - Open question
leg het verband uit tussen de uitvinding van de boekdrukkunst en de verspreiding van het werk van Luther.
Slide 25 - Open question
Waar of niet waar
Het gevolg van de reformatie is de splitsing van de kerk in een katholieke en protestantse kerk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
Welk begrip past het beste bij de omschrijving?
' een papiertje dat je kon kopen waarop stond dat je zonde vergeven zijn'
A
Centralisatie
B
Aflaat
C
Reformatie
D
Humanisme
Slide 27 - Quiz
Welke uitvinding zorgde voor de grote verspreiding van de kritiek op de kerk?
A
Monnikenwerk
B
Printer
C
Boekdrukkunst
D
Drukpers
Slide 28 - Quiz
Leg uit dat de splitsing van de christelijke kerk voor Luther een onbedoeld gevolg was.
Slide 29 - Open question
Welk begrip past het beste bij de omschrijving?
'uitbarsting van woede onder protestanten waarbij katholieke kerken gesloopt en geplunderd werden.'
A
de Protestantse opstand
B
Beeldenstorm
C
Republiek
D
Kerkencrisis
Slide 30 - Quiz
Welk begrip past het beste bij de omschrijving?
'Een land zonder koning, maar met een gekozen leider'
A
Dictatuur
B
Democratie
C
Republiek
D
Koninkrijk
Slide 31 - Quiz
Welk begrip past het beste bij de omschrijving?
'Een plaatsvervanger van de vorst in een gewest'
A
Koning
B
Stadhouder
C
Landheer
D
Landvoogd
Slide 32 - Quiz
Wat waren de oorzaken voor de ontevredenheid in de Nederlanden?
A
De Nederlandse adel en bevolking moesten hun eigen boontjes doppen
B
De Nederlandse adel werd machtiger en de bevolking vond dat niet goed.
C
De Nederlandse adel werd de macht afgenomen en de protestante bevolking werd door strenge wetten vervolgd
D
De protestante bevolking werd vervolgd als ketter, de Nederlandse adel vond dit helemaal niet erg en dat ontketende de beeldenstorm
Slide 33 - Quiz
Welk begrip past het beste bij de omschrijving?
'Bestuurder namens de landsheer, een plaatsvervanger.'
A
Koning
B
Stadhouder
C
Landheer
D
Landvoogd
Slide 34 - Quiz
Wie is Willem van Oranje?
Willem van Oranje
Slide 35 - Drag question
Schrijf een blaadje 1- Waarom ga je herkansen? 2-Waarom juist geschiedenis? 3- Hoe was je voorbereiding op de test? 4- Wat vond je makkelijk en wat moeilijk in de test en de leerstof