8 - 11 maart: voorbereiding schrijfexamen 3F

11-3 Nederlands - Goedemorgen!
- Update examendata
- Herhaling artikel
- aan de slag..
- 15:15 uur terug

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

11-3 Nederlands - Goedemorgen!
- Update examendata
- Herhaling artikel
- aan de slag..
- 15:15 uur terug

Slide 1 - Slide

11-3: Schrijven 


werkwoordspelling
stijlfouten
signaalwoorden
zakelijke brief

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 4 - Quiz

Jij vin.... werkwoordspelling moeilijk om te leren
A
Vindt
B
Vind

Slide 5 - Quiz

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
vind
B
vindt

Slide 6 - Quiz

Dit gebeurt mij ook altijd!
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quiz

Stijl

Slide 8 - Slide

Zij heeft nooit geen tijd voor mij
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Zou je dit overnieuw willen doen?
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Wat is fout?
A
printen
B
uitprinten
C
uitdraaien
D
afdrukken

Slide 11 - Quiz

Mijn diploma heb ik ten slotte voorgoed en altijd.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Wat is GEEN functie van signaalwoorden in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 13 - Quiz

Wat is een ander woord voor lay-out?

A
opmaak
B
inhoud
C
stijl
D
kopjes

Slide 14 - Quiz

In de inleiding van een zakelijke brief staat:
A
Jezelf voorstellen, waarom je de brief schrijft
B
Kort maar krachtig alle informatie.
C
de datum en het onderwerp.
D
dat je spoedig wat van ze hoopt te horen.

Slide 15 - Quiz

Volgorde zakelijke brief
Afzender
Plaats en datum
Geadresseerde
Betreft
Aanhef
Inleiding
Kern
Slot
Afsluiting
Bijlagen

Slide 16 - Drag question

De volgorde van een zakelijke brief:
A
adres ontvanger, adres afzender, aanhef, datum, betreft
B
adres ontvanger, adres afzender, betreft, aanhef, datum
C
adres afzender, adres ontvanger, datum, betreft, aanhef
D
adres afzender, adres ontvanger, betreft, datum, aanhef

Slide 17 - Quiz