H 7.3.1

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Opdracht 11
Bij welke brandt het lampje? A, B of C?

Opgave 14
Wie heeft er gelijk?

1. Ilse heeft gelijk.
2. Lydia heeft gelijk.
3. Ilse en Lydia hebben beide gelijk.
4. Ilse en Lydia hebben beide geen gelijk.

De schakelaar in een stroomkring...

1. maakt geen verschil
2. zorgt voor extra stroom
3. kan de stroomkring open of dicht maken
4. is hetzelfde als een lamp

Grootheid

Eenheid

Symbool grootheid

Symbool eenheid

Stroomsterkte

Volt

I

Ampere

Spanning

V

A

U

Als er een lampje brandt, dan is de stroomkring.....?

1. Open
2. Rond
3. Gesloten
4. Overbelast

Aan het einde van deze les:

• Weet je wat een schakeling is.
• Weet je wat de symbolen zijn van een batterij, lamp, draad en een schakelaar.
• Weet je wat een serieschakeling is en kan je die tekenen.

Zelfstandig werken

Wat? Maak 7.3 opdracht 3, 4 en 6 blz. 100 en 101
Hoe? Zelfstandig, overleg fluisterend binnen groep
Tijd? 10 min
Hulp? Leerboek, leerlingen in je groep of de docent
Resultaat? Klassikaal bespreken opdracht 3, 4 en 6
Klaar? Maak 7.3 opdracht 2,5 en 7

Opgave 3



Opgave 3
Wat betekent elk symbool?
1 =...... 2=...... 3=..... 4=.....

Opgave 4
Teken het schakelschema van de schakeling in bron 1, maar dan schakelaar en lamp verwisseld.

Opgave 6
Bij welke tekening brandt een lampje?
A, B, C of D?

Zelfstandig werken

Wat? Maak 7.3 opdracht 9 en 12 blz 101 en 102
Hoe? Zelfstandig, overleg fluisterend binnen groep
Tijd? 10 min
Hulp? Leerboek, leerlingen in je groep of de docent
Resultaat? Klassikaal bespreken opdracht 9 en 12
Klaar? Maak 7.3 opdracht 8, 10 en 11

Opdracht 9
Teken een schakeling met drie lampjes serie geschakeld.

Opdracht 1 2a

Opdracht 12b

Af voor de volgende les

Paragraaf 7.3 opdracht 2 tm 12 blz. 101 en 102