Masterclass sprookjes

 sprookjes
1 / 45
next
Slide 1: Slide
LezenBasisschoolGroep 8

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

 sprookjes

Slide 1 - Slide

Wat onderzoeken we vandaag?



- Welke kenmerken hebben sprookjes?
- Wat is de oorsprong van sprookjes?
- Hoe hebben sprookjes zich door de eeuwen heen ontwikkeld?

Slide 2 - Slide

Kun jij de titel van minstens 1 sprookje noemen?
ja
nee

Slide 3 - Poll

Stelling:
Sprookjes zijn alleen voor kleine kinderen.
ja
nee

Slide 4 - Poll

Wat is volgens jou een typisch kenmerk van een sprookje?

Slide 5 - Mind map

Hoeveel sprookjes denk jij te herkennen aan tekst, beeld of geluid? Vul een getal in tussen 0 en 5.

Slide 6 - Open question

combineren
De volgende 5 slides bevatten een tekstregel of beeld.
Het gaat iedere keer om een verwijzing naar een sprookje.
Open het boekje met werkbladen. Het eerste werkblad heet combineren.
Zet de juiste nummers voor de juiste naam op je werkblad..
Er blijven dus namen van sprookjes over!

Slide 7 - Slide

1. Welk sprookje?

Slide 8 - Slide

2. Welk sprookje?
Aan de rand van een groot bos woonde eens een arme houthakker met zijn vrouw en twee kinderen. 

Slide 9 - Slide

3. Welk sprookje?

Slide 10 - Slide

 4. Welk sprookje?

Slide 11 - Slide

5. Welk sprookje?
MP3

Slide 12 - Slide

Kenmerken van sprookjes

vaste formuleringen begin/einde
onbepaalde tijd
onbepaalde ruimte
gruwelijke elementen
magie en/of fantasie
kenmerken van sprookjes

vlakke personages
protagonist en antagonist
vaak een happy end
getallensymboliek
moraal

Slide 13 - Slide

Protagonist
De protagonist = personage of datgene waar het verhaal om draait. 

  • In een goed verhaal wil de protagonist iets bereiken. 
  • Dat wat diegene wil bereiken heet het streven (doel).
  • In een sprookje staat de protagonist voor het goede.

Slide 14 - Slide

Antagonist
De antagonist = de weerstand van de protagonist.
  • Antagonist werkt protagonist (bewust of onbewust) tegen in wat deze wil bereiken.
  • Antagonist hoeft niet altijd een mens te zijn. Het kan ook een dier zijn, een object of een situatie.
  • In een sprookje vertegenwoordigt de antagonist = het kwade.

Slide 15 - Slide

Welk sprookjeskenmerk ?
Ze moest in de roodgloeiende kolen gaan staan en dansen tot ze dood neerviel.
A
onbepaalde tijd
B
onbepaalde ruimte
C
gruwelijk element
D
magie en fantasie

Slide 16 - Quiz

Welk sprookjeskenmerk ?
In een land hier ver vandaan..
A
onbepaalde tijd
B
onbepaalde ruimte
C
gruwelijk element
D
magie en fantasie

Slide 17 - Quiz

Welk sprookjeskenmerk ?
In oeroude tijden leefden er eens een koning en koningin.
A
onbepaalde tijd
B
onbepaalde ruimte
C
gruwelijk element
D
magie en fantasie

Slide 18 - Quiz

Welk sprookjeskenmerk ?
Dan antwoordde de spiegel: "De koningin is de mooiste van het land."
A
onbepaalde tijd
B
onbepaalde ruimte
C
gruwelijk element
D
magie en fantasie

Slide 19 - Quiz

Welk sprookjeskenmerk ?
Vertrouw geen vreemde mensen.
A
vlakke personages
B
vaak een happy end
C
getallensymboliek
D
moraal

Slide 20 - Quiz

Welk sprookjeskenmerk ?
Roodkapje ging vrolijk naar huis en bleef ongedeerd.
A
vlakke personages
B
vaak een happy end
C
getallensymboliek
D
moraal

Slide 21 - Quiz

Welk sprookjeskenmerk ?
Er was eens een rijk man.
A
vlakke personages
B
vaak een happy end
C
getallensymboliek
D
moraal

Slide 22 - Quiz

Welk sprookjeskenmerk ?
Er was eens een oude geit die zeven jonge geitjes had.
A
vlakke personages
B
vaak een happy end
C
getallensymboliek
D
moraal

Slide 23 - Quiz

Welke kenmerken ontdek jij?
We zien zo het sprookje Ali Baba en de 40 rovers.
Het is een oud sprookje uit Iran.
Tijdens het kijken kun je de kenmerken noteren die jij ontdekt in het sprookje.
Dit doe je op het werkblad "Ali Baba en de 40 rovers"

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

kortste sprookje
Er was eens een jongen.
Die vroeg aan zijn vriendin: "Wil je met me trouwen?"
Zij antwoordde: "NEE!"
En ze leefden nog lang en gelukkig.

Slide 26 - Slide

We schrijven een sprookje in 10 minuten
  • 1 Persoon aan tafel trekt een nummer (  1 tot en met 3)
  • Op het werkblad "we schrijven een sprookje" vind je 3 beginzinnen.
  • Kies de zin die bij jullie nummer past.
  • Daarna voegt iemand één zin toe.
  • Dit doen we 10 minuten lang.
  • De laatste persoon zorgt voor een typisch einde.
  • Daarna: voorlezen aan de klas
timer
10:00

Slide 27 - Slide

de ontwikkeling van sprookjes
Door de tijd heen, zijn sprookjes veranderd.
Ze worden aangepast aan de tijd.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Volkssprookje
  • schrijver onbekend
  • verschillende versies
  • gelijke elementen in verschillende sprookjes 
  • volksverhaal
Cultuursprookje
  • schrijver bekend
  • 1 versie
  • geen volksverhaal

Slide 30 - Slide

We onderscheiden 2 soorten ...?
Cultuur- en kunstsprookjes
Volkssprookjes
Auteur onbekend
De Kikkerkoning door de Gebroeders Grimm.
Dit zijn sprookjes die door één auteur verzonnen en  opgeschreven zijn
Ouder
Het lelijke eendje door Hans Christian Andersen.
Ze zijn eerst vooral mondeling overgeleverd en meestal pas daarna op schrift gesteld.
Nieuwer
Auteur bekend

Slide 31 - Drag question

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

oorspronkelijk:
  • doelgroep: volwassenen
  • veel wreedheid en geweld

veranderingen 19de eeuw:
  • doelgroep kinderen+ouders
  • meer nadruk op goede afloop





20ste en 21ste eeuw:

  • sprookjesfilms wijken af van oorspronkelijke verhaallijn
  • meisjes/vrouwen zijn actiever (emancipatie)
  • Er verschijnen weer sprookjes(films)  voor volwassenen

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Eindopdracht: sprookje 2022
Als eindopdracht kies je 1 van de volgende 4 opdrachten.
Lever je resultaat ( audio/video/foto) in via Teams van je klas.

  1.  Maak een rap van een sprookje.
  2.  Schrijf net als Klaas Sjaak (voorbeeld volgt zo) een sprookje in spreektaal
  3. Maak een gedicht van een sprookje. Gebruik beeld en schrift.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Roodkapje anno nu

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

eindproduct opsturen 
Via Team van je klas (dus iedereen kan het zien/horen).

Slide 45 - Slide