Persoonlijke- en bezittelijke voornaamwoorden

Welcome back!
Today: 
- Speaking!
- Recap Grammar
- Plural / Pronouns

- Homework

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welcome back!
Today: 
- Speaking!
- Recap Grammar
- Plural / Pronouns

- Homework

Slide 1 - Slide

Plural

De meeste vormen eindigen in het meervoud op -s

parent - parents
star - stars
friend - friends
Plural

Eindigen op -sis klank


watch - watches
dish - dishes
bus - buses

Slide 2 - Slide

Plural 



Eindigen op medeklinker + -y. De -y veranderd in -ies.
lady - ladies
story - stories

Plural

Eindigen op medeklijnker + -o. Plak -es erachter.
potato - potatoes
tornado - tornadoes


Slide 3 - Slide

Plural

If it ends with the -f (sound). The -f changes in -ves. 

life - lives
leaf - leaves
Plural

Irregular (onregelmatig) (Study these!!!!!) 

child - children
foot - feet
mouse - mice
sheep - sheep
tooth - teeth

Slide 4 - Slide

Persoonlijke- en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 5 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.



She is a teacher.

Slide 6 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
(onderwerp)

I (ik)
You (jij)
He/She/It (hij/zij/het)
We (wij)
You (jullie)
They (zij)

Persoonlijke voornaamwoorden
(niet-onderwerp)

Me (me)
You (jou)
Him/Her/It (hem/haar/het)
Us (ons)
You (jullie)
Them (hen)

Slide 7 - Slide

Voorbeelden
Ze vindt me leuk.                                    Wij vinden hem niet leuk.
She likes me.                                           We don't like him.

Wat vinden jullie van hen?                      Vergeet haar niet.
What do you think of them?                   Don't forget her.

Slide 8 - Slide

Hij vindt me niet aardig
He doesn't like ...
A
I
B
me
C
her
D
you

Slide 9 - Quiz

Piet vindt hen aardig
Piet likes ....
A
you
B
our
C
them
D
their

Slide 10 - Quiz

Het ziet er goed uit.
.... looks good.
A
I
B
its
C
us
D
it

Slide 11 - Quiz

Nina vindt hem leuk.
Nina likes ...
A
me
B
I
C
him
D
he

Slide 12 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden
Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie (bezittelijk).

That is my bag.

Slide 13 - Slide

Bezittelijke voornaamwoord
(bijvoegelijk)

My (mijn)
Your (jouw)
His/Her/Its (zijn/haar/het)
Our (onze)
Your (jouw)
Their (hun)
Bezittelijke voornaamwoord
(zelfstandig)

Mine (van mij)
Yours (van jou)
His/Hers (van hem/van haar)
Ours (van ons)
Yours (van jullie)
Theirs (van hen)

Slide 14 - Slide

Voorbeelden
Dat is mijn tas.                     Haar verhalen zijn saai.  That is my bag.                    Her stories are boring.

Die auto is van ons.              Is dat van jou of mij?
That car is ours.                    Is that yours or mine?

Slide 15 - Slide

Dat is ons huis.
That is ... house
A
mine
B
us
C
your
D
our

Slide 16 - Quiz

Het eten is van jullie.
The food is ...
A
mine
B
your
C
yours
D
his

Slide 17 - Quiz

Die trui is van haar!
That sweater is ...
A
hers
B
her
C
ours
D
its

Slide 18 - Quiz

Hun auto staat in brand.
... car is on fire.
A
theirs
B
our
C
his
D
their

Slide 19 - Quiz

Schuif de voorbeelden naar de juiste kolom
Persoonlijk
Bezittelijk
he
my
our
their
we
they
Ours
him

Slide 20 - Drag question

Practice makes perfect!

Slide 21 - Slide

Homework
Paragraph 1.3 (Speaking) 
Do exercise 1 - 2 - 3 - 4 

Study Grammar: Meervoud -> page 41
Study Grammar Persoonlijke en Bezittelijke vnw -> page 41


Slide 22 - Slide