NLT les 2 Paleoklimaat

Klimaatverandering - Paleoklimaat
Hoe meet je de temperatuur in het (verre) verleden?
NLT Module
Deltatechnology
1 / 33
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Klimaatverandering - Paleoklimaat
Hoe meet je de temperatuur in het (verre) verleden?
NLT Module
Deltatechnology

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Maar hoe weten ze nu hoe oud dat stukje mens is?






En hoe weten we hoe warm het in het verleden is geweest?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Paleoklimaat
We halen info tijdens laatste 2,6 miljoen jaar uit:
  • Diepzeesedimenten
  • Landijs
  • Stijfmeelkorrels
  • Koralen
  • Jaarringen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Manieren van klimaatonderzoek

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Manieren van klimaatonderzoek
Onderzoek naar jaarringen van bomen
(dendrochronologie)
Stuifmeelkorrels bekijken in oude veen- en kleilagen
Analyse van zuurstofisotopen in ijs of sedimenten

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Manieren van klimaatonderzoek
C14-methode
Ijskernen
Boringen:
- grondboringen en ijsboringen
- gaan verder terug in de tijd dan de voorgaande methoden.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Onderzoek naar jaarringen van bomen

Vraagje: 
Waar zit de ring die het langst geleden is ontstaan?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Pollenanalyse
Stuifmeelkorrels of pollenanalyse of Palynologie
Stuifmeelkorrels blijven goed bewaard door het wasachtige, beschermende laagje.

Door het tellen van de pollen kun je veranderingen in begroeiing vaststellen en de daarbij horende veranderingen van het klimaat.
Vraagje: Wat kan je hiermee onderzoeken?
Planten groeien bij verschillende temperaturen, komen in verschillende klimaten voor. Tel hoeveel pollen je hebt en van welke soort plant ze zijn, en je kan het klimaat reconstrueren.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Boringen in Oceaanbodems (diepzeesedimenten)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat voor gesteente is dit?
Kalksteen, een sedimentgesteente

Slide 12 - Slide

White cliffs of Dover
Dit is kalksteen. Een sedimentair gesteente opgebouwd uit resten van zeedieren (kalkskeletjes)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Diepzeesedimenten
 foraminifera 

= Kalkskelletjes van eencellige diertjes

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Diepzeesedimenten
Verhouding in oceaanwater wordt vastgelegd in foraminifera 

= Kalkskelletjes van eencellige diertjes

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld klimaatonderzoek: Zuurstofisotopenanalyse
Organismes gebruiken zuurstof op te leven. 
Foraminifera ook. 
Die zuurstof slaan ze op in hun kalkskelletjes.


Vraag: Welke van deze zuurstoffen is zwaarder? En waarom dan?
O18, die heeft twee neutronen meer

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld klimaatonderzoek: Zuurstofisotopenanalyse
Zuurstofisotopenanalyse: analyseert de verhouding tussen de stabiele zuurstofisotopen 16O en 18O in oude sedimenten.

Isotopen zijn atomen van hetzelfde element, bijvoorbeeld zuurstof (O).

Niet elk atoom is echter hetzelfde:
  • Protonen: Altijd hetzelfde bij atoom (8) 
  • Neutronen (8) 
  • Massagetal: 16O (99,7% van alle zuurstofatomen) 

  • 18 O (0,2%) is zwaarder (10 neutronen) 
 


8 neutronen  -    10 neutronen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld klimaatonderzoek: Zuurstofisotopenanalyse

  • --> Verhouding 18O : 16O in oceaanwater varieert
 








  • Verwacht je in een koude periode dus meer of minder zware moleculen in de oceaan/in de zeedieren of foraminifera?


8 neutronen  -    10 neutronen
Wat verdampt er sneller, water met O16 of O18?
Lichtere watermoleculen verdampen het snelst (16O), waardoor de verhouding tussen 16O en 18O gedurende de tijd kan veranderen
Is er in een koude periode meer of minder verdamping?
Koude periode = minder verdamping

Conclusie paleoklimaat
In een koude periode weinig zware moluculen: 
Dus: 
Veel 16 O en weinig 18 O = Koude periode 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld klimaatonderzoek: Zuurstofisotopenanalyse
Zuurstofisotopenanalyse: analyseert de verhouding tussen de stabiele zuurstofisotopen 16O en 18O in oude sedimenten. 


De verhouding geeft daardoor een 
indicatie in wat voor klimaat het 
sediment is afgezet:

- Relatief veel 18O isotopen 
gedurende koude periodes / ijstijden
(weinig verdamping)
- Relatief weinig 180 isotopen 
tijdens warme periodes/interglacialen
(veel verdamping)

Slide 19 - Slide

Zuurstofisotopenanalyse
Zuurstof heeft verschillende isotopen: verschillend aantal neutronen
Verhouding 18O : 16O in oceaanwater varieert
Standaard verhouding vastgesteld (Vienna standard mens oceaan water of VSMOW): delta 18 O. Als deze positief is=meer 18 O dan de standaard. Negatief=minder 18o dan standaard
Verhouding in oceaanwater wordt vastgelegd in foraminifera 
Functie:
Als zeewater verdampt, verdampt vooral 16O in waterdamp = nesgatieve delta 18O
Als condenseert dan regent 18 O uit in de zee = positieve delta 18O
Delta18O van benthische rforaminifera is proxy voor mondiaAl landijsvolume (omdat de temperatuur van diepzee constant is): hoe hoger ijsvolume, hoe positiever delta 18O zee (dus glaciaal)
Delta 18O Planktonische foraminifera is proxy voor zee-oppervlakte Temperatuur: hoe lager TemperAtuur, hoe positiever delta18O zee
Delta18O van ijs is proxy voor temperatuur atmosfeer: hoe lager de temperatuur, hoe negatiever de delta18O ijs.
Delta18O van koraal is proxy voor zee-oppervlakteTemperatuur: hoe lager temperatuur , hoe positiever delta 18O koraal


Regent de wolk uit, dan nog negatiever (want zware 18O regent uit) -delta18O
Landijs is ook -18O
Glaciaal = postitieve delta 18O bij benthische foraminifera (want verdampt 16O en geen aanvoer van gesmolten landijs)
Interglaciaal = neutrale 18O (als al het landijs gesmolten is)
Differentiatie van jsotopen bij verdamping en condensatie:
Verdamping relatief meer lichte 16O = -18O
Condensatie relatief meer zware 18O = +18O

Koolstof datering
C14 methode
Koolstof-14 heeft een halveringstijd van 5736 jaar
De koolstofkringloop. Bijna overal zit koolstof/C in.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Ijsboringen
Luchtbellen in het ijs die de samenstelling van de atmosfeer (toen het ijs gevormd was) verklaren 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vraagje:
Door welke onderzoeksmethode weten we dat de dinosauriers 230-65M jaar geleden leefden? 
Vraagje:
Bomen worden (in principe) geen 10.000 jaar oud. 

Hoe kan dit dan toch als onderzoeksmethode tot 10.000 jaar gebruikt worden?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Bodemonderzoek

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Bodemonderzoek
Veldwerk

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat is een positief terugkoppelingsmechanisme dat invloed heeft op het versterkte broeikaseffect? (1p)
A
Groei van de ijskap.
B
Uitstoot van CO2 door de mens.
C
Afremmen van de diepzeepomp.
D
Algengroei in de oceanen.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Het actualiteitsprincipe....
A
is een bewijs voor natuurlijke klimaatverandering
B
is een aanname bij onderzoek naar natuurlijke klimaatverandering
C
is een oorzaak voor natuurlijke klimaatverandering
D
is een gevolg van natuurlijke klimaatverandering

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Negatief terugkoppelingsmechanisme
  • Kalksteen bevat koolstofdioxide
  • Bij hogere temperaturen wordt er meer kalksteen gevormd
  • Door de vorming van kalksteen is er minder CO2 in de lucht
  • Hierdoor neemt het broeikaseffect af
  • Dat leidt tot lagere temperaturen

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Positief terugkoppelingsmechanisme
  • Afkoeling van aarde kan versterkt worden door positieve terugkoppelingsmechanismen ; de verandering wordt versterkt
  • Voorbeeld: een grotere ijskap leidit tot een hoger albedo
  • 1. Er wordt meer zonlicht teruggekaatst
  • 2. Het wordt kouder op aarde.
  • 3. De ijslap wordt groter.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Gebruik figuur 1. In deze figuur wordt een terugkoppelingsmechanisme weergegeven dat in werking treedt bij het ontstaan van een ijstijd. Beredeneer of dit een positief of een negatief terugkoppelingsmechanisme is.

Slide 31 - Open question

T2
0

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Hoe weten ze nu hoe oud dat stukje mens is?
Welke dateringsmethode zou je hiervoor gebruiken?