Woche 41

A2a Duits, Woche 41
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 160 min

Items in this lesson

A2a Duits, Woche 41

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht

Slide 3 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Lektion 3
Grammatik: herhaling haben/sein
Grammatik: Negation
An die Arbeit
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Lektion 3
Aussprache
Zauberflöte
Das Wunder 
von Bern
Montag (40 Min.)

Lektion 3
Check Hausaufgaben
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

Lektion 3
KB S. 21 (3-4)
AB S. 25-26 (5-8)

Slide 5 - Slide

Grammatik: het voorzetsel in
Het Duitse voorzetsel in betekent in het Nederlands ook 'in'.
Je gebruikt het net als in het Nederlands direct vóór:
- landen (in Deutschland, in Österreich, in Italien)
- steden (in Berlin, in Wien, in Rom)

- let op: bij sommige landen moet er een lidwoord bij. 
Die moet je uit je hoofd leren. Bij vrouwelijke landen voeg je 'der' toe:
in der Schweiz, in der Türkei.
En bij meervoud 'den': in den Niederlanden, in den Vereinigten Staaten.

Slide 6 - Slide

Grammatik: het voorzetsel aus
Het Duitse voorzetsel aus betekent in het Nederlands 'uit'.
Je gebruikt het net als in het Nederlands direct vóór:
- landen (aus Deutschland, aus Österreich, aus Italien)
- steden (aus Berlin, aus Wien, aus Rom)

- let op: bij sommige landen moet er een lidwoord bij. 
Die moet je uit je hoofd leren. Bij vrouwelijke landen voeg je 'der' toe:
aus der Schweiz, aus der Türkei.
En bij meervoud 'den': aus den Niederlanden, aus den Vereinigten Staaten.

Slide 7 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Lektion 3
Grammatik: herhaling haben/sein
Grammatik: Negation
An die Arbeit
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Lektion 3
Aussprache
Zauberflöte
Das Wunder 
von Bern
Montag (40 Min.)

Lektion 3
Check Hausaufgaben
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 8 - Slide

Lektion 3
KB S. 22 (5)
AB S. 26-28 (9-14)

Slide 9 - Slide

Grammatik: herhaling haben/sein
Wat zijn de vervoegingen ook alweer?

Schrijf ze op je bordje

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Grammatik: Negation
Negation = ontkenning

Doel: 
Je kunt zinnen in het Duits ontkennend maken door het woord "nicht" 
op de juiste plek toe te voegen


Slide 13 - Slide

Grammatik: Negation
Hoe je dat doet? Precies dezelfde plek als in het Nederlands, kijk maar:

1. Ich heiße Lotte --> Ich heiße nicht Lotte.
2. Ich wohne in Zaandam --> Ich wohne nicht in Zaandam.
3. Mein Lieblingsfach ist Mathe --> Mein Lieblingsfach ist nicht Mathe.
4. Ich bin 25 Jahre alt --> Ich bin nicht 25 Jahre alt. 
5. Ich habe im Mai Geburtstag --> Ich habe nicht im Mai Geburtstag.

--> Het woordje "nicht" moet op precies dezelfde plek als in het Nederlands.


Slide 14 - Slide

Sprechen: nur falsche Antworten!
Frage
Antwort
Wie heißt du?
Wo wohnst du?
Was ist dein Lieblingsfach?
Wie alt bist du?
Wann hast du Geburtstag?

Slide 15 - Slide

Vertaal:
Versie A
Versie B
de vriend
de vriendin
Oostenrijk
Duitsland
het drumstel
Zwitserland (met lidwoord!)
Hoe gaat het met jou?
Dat is toch duidelijk!
luisteren 
houden van

Slide 16 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Lektion 3
Grammatik: herhaling haben/sein
Grammatik: Negation
An die Arbeit
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Lektion 3
Aussprache
Zauberflöte
Das Wunder 
von Bern
Montag (40 Min.)

Lektion 3
Check Hausaufgaben
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 17 - Slide

Lektion 3
KB S. 23 (6)
AB S. 29 (17-18)

Slide 18 - Slide

Aussprache
AB Aufgabe 19, 20 & 21
S. 29

Slide 19 - Slide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken:

- Leren: 



Slide 20 - Slide

Hausaufgaben für Montag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 21 - Slide