Mix examen oefen toets



1 / 42
next
Slide 1: Slide
GroenMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



Slide 1 - Slide

Wat is een producent?
A
Iemand die het product koopt
B
Iemand die het product maakt
C
Iemand die het product bedenkt
D
Iemand die het product verwerkt

Slide 2 - Quiz

Wat is een legenda ?
A
Een ontwerp met symbolen
B
Een ingekleurd symbool
C
De gegevens van de klant en de ontwerper op de ontwerptekening
D
Een verklaring van de symbolen en kleuren die gebruikt zijn op de ontwerptekening

Slide 3 - Quiz

Wanneer is iets precies waterpas ?
A
Als de lichtbundel van de waterpas in de juiste richting schijnt
B
Als de luchtbel van de waterpas links in het glaasje staat
C
Als de luchtbel van de waterpas precies rechts in het glaasje staat
D
Als de luchtbel precies tussen de streepjes staat

Slide 4 - Quiz

Een planteneter word ook wel genoemd ?
A
Omnivoor
B
Carnivoor
C
Herbivoor
D
Zaadeter

Slide 5 - Quiz

Welke tanden ontbreken er bij de planteneter ?
A
Hoektanden
B
Snijtanden
C
Plooikiezen

Slide 6 - Quiz

Wat kan er gebeuren als een producent zich bij het selecteren niet houdt aan de selecteereisen?
A
Dan moet hij de levering opnieuw verpakken
B
Dan moet hij de levering terugnemen of een boete betalen
C
Dan moet hij het product opnieuw oogsten
D
Dan hoeft hij helemaal niks meer te doen

Slide 7 - Quiz

Wat is spiegelen ?
A
Met een spiegel langs de producten gaan
B
Controleren of het product nog lang houdbaar is
C
Producten tegen de spiegelwand aanzetten in het schap
D
Producten naar voren schuiven in het schap

Slide 8 - Quiz

Een voorbeeld van sorteereisen zijn
A
Maat,gewicht,kleur en vorm
B
Maat, smaak, vorm
C
Maat en gewicht
D
Omvang en de kleur

Slide 9 - Quiz

Wat is de productie keten van een komkommer?
A
Komkommerteler - veiling - supermarkt - consument
B
Veiling - komkommerteler -consument -supermarkt
C
Komkommerteler - supermarkt -veiling - consument
D
veiling- komkommerteler- supermarkt- consument

Slide 10 - Quiz

Welke gereedschappen heb je nodig voor het uitzetten van een rechthoek ?
A
Jalon, lijn, waterpas, haakse hoek
B
Haakse hoek, waterpas, lijn, waterpas
C
Meetlint, haakse hoek, waterpas, piketten
D
haakse hoek, meetlint, lijn, piketten

Slide 11 - Quiz

recyclebaar
A
Uit afval stoffen halen en die naar de vuilnis brengen
B
Afval gescheiden verzamelen en dan naar de vuilnis brengen
C
Uit afval stoffen halen en die opnieuw gebruiken
D
Uit afval stoffen halen en die niet opnieuw gebruiken

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Vacuümverpakt
A
Een verpakking die is geconserveerd door lucht toe te voegen
B
Een verpakking die is geconserveerd door de lucht weg te halen
C
Een verpakking die is geconserveerd door een kartonnen doos
D
Een verpakking die is geconserveerd door het erop drukken

Slide 14 - Quiz

Waarom snijd je de stelen van snijbloemen schuin af ?
A
Dan staan de stelen steviger in de vaas.
B
Dan nemen de vaten in de stelen goed water en voeding op.
C
Dan hebben ze de juiste lengte voor in de vaas.

Slide 15 - Quiz

Wat is een beplantingsplan ?
A
Een combinatie van tegels en houtwerk in de tuin
B
Een combinatie van plantennamen en met daarbij het aantal per plantvak
C
Een combinatie van straatmateriaal en planten
D
Een combinatie van houtwerk en plantmateriaal voor in de tuin

Slide 16 - Quiz

Wat wil een fabrikant met een aantrekkelijke verpakking bereiken ?
A
Informatie over het product geven
B
Bederf tegengaan
C
verkoop bevorderen
D
kwaliteit behouden

Slide 17 - Quiz

Welk product is het langst houdbaar ?
A
Een krop sla in een papieren zak.
B
Zalm in een vacuümverpakking.
C
Tomatensoep in blik.
D
Een bos bloemen in een vaas met water.

Slide 18 - Quiz

Noem een voorbeeld van een omverpakking ?
A
Tien kroppen sla in een doos
B
Een krop sla in een hoes
C
Tien kroppen sla op het land
D
Een krop sla in een plastic zak

Slide 19 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een consument verpakking ?
A
Een krat met bloemkolen
B
Een doos met bloemkolen
C
Een kist met bloemkolen
D
Een zakje met gewassen bloemkool

Slide 20 - Quiz

Waarom staat er een productie code of partijcode op een verpakking ?
A
Dan kan de fabrikant de fout opzoeken als er iets mis is met het product
B
Dan weet je uit welke plaats het product komt
C
Dan weet de kassamedewerker de prijs te scannen
D
Dan weet je wat de houdbaarheid is

Slide 21 - Quiz

Hoe lang duurt het voordat plastic verteerd ?
A
1-5 jaar
B
5-10 jaar
C
10-100 jaar
D
Plastic verteerd niet.

Slide 22 - Quiz

Wat is exporteren ?
A
Producten aan het buitenland verkopen
B
Producten kopen in het buitenland
C
Producten telen in het buitenland
D
Producten telen in Nederland

Slide 23 - Quiz

Welke schakel verkoopt een deel van zijn eigen producten direct aan de consument ?
A
Fabriek
B
Boerderijwinkel
C
Groothandel
D
Veiling

Slide 24 - Quiz

Wat is een inkoopcombinatie ?
A
Een bedrijf dat producten inkoopt tijdelijk opslaat en door verkoopt
B
Een groep producenten die gezamenlijk produceert
C
Een groep winkels die gezamenlijk producten inkoopt

Slide 25 - Quiz

Welk product zal een tuincentrum het meest op voorraad hebben ?
A
grasmaaiers
B
hondenvoer
C
regentonnen
D
tuintafels

Slide 26 - Quiz

Welke informatie vult de inkoper in op het bestelformulier ?
A
product en aantal
B
product en omzetsnelheid
C
product en verkoopprijs
D
product en levertijd

Slide 27 - Quiz

Een chauffeur heeft 26 plantenkarren in zijn vrachtauto. Deze zijn voor 4 verschillende klanten. Hoeveel vrachtbrieven heeft hij bij zich ?
A
1
B
4
C
16
D
26

Slide 28 - Quiz

Noem een kernmerk van duurzame landbouw ?
A
Een hoge productie
B
Grote bedrijven
C
Zo min mogelijk negatieve gevolgen voor het milieu
D
Gebruik van veel water, energie en grondstoffen

Slide 29 - Quiz

Waarin verschilt biologische landbouw van gangbare landbouw
A
Biologische landbouw is ouderwets
B
De biologische landbouw is gericht op natuur en landschapbehoud
C
In de biologische landbouw worden geen chemische middelen gebruikt
D
In de biologische landbouw worden antibiotica en bestrijdingsmiddelen gebruikt

Slide 30 - Quiz

Welke producten worden geproduceerd in een productiebedrijf ?
A
Aardappelen, bomen, yoghurt en melk
B
Gehakt, eieren, appels en wortels
C
Melk, bomen, eieren en aardappelen
D
Paprika's, kersenjam, bloembollen en frikandellen

Slide 31 - Quiz

Een vermeerderingsbedrijf produceert agrarische producten voor:
A
Een agrarisch ondernemer
B
De consument
C
De fabriek
D
De klant

Slide 32 - Quiz

Wat is zand ?

A
Bodem in de rivier
B
Verteerde planten
C
Verweerde schelpen
D
Verweerd gesteente

Slide 33 - Quiz

Waar vind je in Nederland rivierklei ?
A
In de polders
B
Rond de Rijn en Maas
C
Langs de Noord-Hollandse kust
D
In Groningen en Drenthe

Slide 34 - Quiz

Waaruit bestaat grond ?
A
Porien
B
Vaste deeltje, water en lucht
C
Zand en klei
D
Water, voeding en lucht

Slide 35 - Quiz

Noem een voorbeeld van substraat ?
A
Glasvezel
B
Klei
C
Steenwol
D
Veen

Slide 36 - Quiz

Wat betekent het als de PH-waarde van de grond 5 is ?
A
De grond is basisch
B
De grond is neutraal
C
De grond is zuur
D
De grond is zoet

Slide 37 - Quiz

Hoe kun je de PH-waarde van de grond verhogen ?
A
Door turf door de grond te mengen
B
Door water aan de grond toe te voegen
C
Door kalk door de grond te mengen

Slide 38 - Quiz

Wat meet je met een EC-meter ?
A
De elektronische geleidbaarheid van een voedingsoplossing
B
De elektronische geleidbaarheid van mineralen
C
De hoeveelheid zout in het water
D
De PH-waarde van een voedingsoplossing

Slide 39 - Quiz

Wat is de juiste werkvolgorde bij het meten van de EC ?
A
Spoelen, roeren,insteken, meten en droogmaken
B
Insteken, spoelen, roeren, droogmaken en meten
C
Spoelen, insteken, roeren, droogmaken en meten
D
Insteken, roeren, meten, spoelen en droogmaken

Slide 40 - Quiz

Wat voeg je toe aan de zaaigrond als je het zaad gezaaid hebt in een zaaikistje ?
A
Mest
B
Scherp zand
C
Tuinturf
D
Water

Slide 41 - Quiz

Welk gewas kan zowel grootschalig geplant als gezaaid worden ?
A
Aardappelen
B
Bloembollen
C
Suikerbieten
D
Uien

Slide 42 - Quiz