test tijdvak 1 Tijd van jagers en boeren

• Geschiedenis
• MBO
• Studiejaar 4

TIJDVAK  1

Vanuit welk werelddeel hebben de eerste mensen zich over de wereld verspreid?

1. Afrika
2. Azië
3. Amerika
4. Europa

Waarom leidden rendierjagers een nomadisch bestaan?

1. Ze konden geen huizen bouwen.
2. Ze moesten hun prooidieren volgen.
3. Ze moesten vluchten voor roofdieren.
4. Ze vluchtten voor andere stammen.

In sommige tropische gebieden leven nog steeds mensen als jagers-verzamelaars.
Waarom zijn zij hier langer mee doorgegaan dan mensen in ons soort klimaat?

1. Zij zijn minder intelligent dan wij.
2. Zij behoren tot een andere menssoort.
3. Rondtrekken hoort bij hun cultuur.
4. Hun omgeving levert in alle seizoenen voedsel.

Waarom hadden rendierjagers veel minder bezittingen dan boeren?

1. Ze moesten steeds rondtrekken.
2. Ze waren minder intelligent dan boeren.
3. Ze waren een andere menssoort en konden minder uitvinden.
4. In sneeuw en ijs bleef minder bewaard.

Welke drie kenmerken horen bij de bouwers van hunebedden?

1. Drenthe
2. bandkeramiek
3. grafkelders
4. zwerfkeien

In welk jaar werden er hunebedden gebouwd?

1. circa 5000 v. Chr.
2. circa 3000 v. Chr.
3. circa 10.000 v. Chr.
4. circa 1000 v. Chr.

Welke bronnen geven informatie over de bouwers van hunebedden?

1. verhalen uit de tijd van de hunebedbouwers
2. tekeningen gemaakt door hunebedbouwers
3. teksten geschreven door hunebedbouwers
4. archeologisch onderzoek

Waarom werd in de Steentijd veel vuursteen gebruikt?

1. Er werden sieraden van gemaakt.
2. Het werd gebruikt bij religieuze rituelen.
3. Het werd vooral gebruikt om vuur te maken.
4. Er werden voorwerpen met scherpe randen van gemaakt.

In welk jaar kwam de eerste landbouwcultuur in het huidige Nederland voor?

1. circa 5000 v. Chr.
2. circa 1000 v. Chr.
3. circa 7000 v. Chr.
4. circa 10.000 v. Chr.

Waarom tekenen archeologen alle vondsten nauwkeurig op?

1. Op deze manier hoef je niet alles te bewaren. De tekening zegt genoeg.
2. Een tekening doet meer recht aan de prehistorie.
3. De plaats van de vondst in de grondlaag zegt iets over de ouderdom.
4. De vondsten zijn vuil en kunnen daarom niet gefotografeerd worden.