Semana 15 - Repaso interrogativos + verbos como gustar

Metas
En esta clase... 

1. ...repaso los interrogativos herhaal ik de vraagwoorden
2. ...aprendo la conjugación de 'gustar' en plural kan ik het mv van 'gustar'


1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Metas
En esta clase... 

1. ...repaso los interrogativos herhaal ik de vraagwoorden
2. ...aprendo la conjugación de 'gustar' en plural kan ik het mv van 'gustar'


Slide 1 - Slide

______ organizan la fiesta?
A
¿Qué
B
¿Cuáles
C
¿Quiénes
D
¿Quién

Slide 2 - Quiz

_______ es tu cantante (=zanger) favorito?
A
¿Quién
B
¿Quiénes
C
¿Cuánto
D
¿Cuáles

Slide 3 - Quiz

_______ son los profesores de Español?
A
¿Quién
B
¿Dónde
C
¿Cuándo
D
¿Quiénes

Slide 4 - Quiz

¿_____ amigas tienes en esta clase?
A
¿Cuánta
B
¿Cuántos
C
¿Cuánto
D
¿Cuántas

Slide 5 - Quiz

¿_____ libros tienes en tu mochila?
A
¿Cuánto
B
¿Cuántas
C
¿Cuántos
D
¿Cuánta

Slide 6 - Quiz

_______ son tus compañeros de clase?
A
¿Quién
B
¿Quiénes
C
¿Dónde
D
¿Cuándo

Slide 7 - Quiz

_______ es tu cumpleaños?
A
¿Quién
B
¿Cuándo
C
¿Cuánto
D
¿Qué

Slide 8 - Quiz

______ es tu número de teléfono?
A
Cuál
B
Cómo
C
Quién
D
Qué

Slide 9 - Quiz

_______ te gusta más, el pantalón (=broek) azul o el blanco?
A
¿Quién
B
¿Cómo
C
¿Cuál
D
¿Qué

Slide 10 - Quiz

_______ es tu mejor amigo?
A
¿Quién
B
¿Cómo
C
¿Por qué
D
¿Quiénes

Slide 11 - Quiz

Gustar : repaso (herhaling)
  • Betekenis(sen)?
  • Wat is er anders ten opzichte van andere werkwoorden?
  • Voornaamwoorden?
  • Vormen?
  •  Wat zet je aan het begin van je zin als er meerdere meningen worden besproken?
  • Hoe zeg je 'Ik ook', 'Ik ook niet', 'Ik niet' en 'Ik ook niet'? 

Slide 12 - Slide

Gustar

Slide 13 - Slide

Hoe zeg je 'ik vind het leuk' in het Spaans?
A
A mí gusta
B
Me gusto
C
Yo gusto
D
Me gusta

Slide 14 - Quiz

Hoe zeg je 'zij vinden de film leuk' in het Spaans?
A
Me gusta la película
B
Les gusta la película
C
Les gusta las películas
D
Ellos gusta la película

Slide 15 - Quiz

Welke zin is correct? 'Les gusta bailar' of 'Les gustan bailar'?
(bailar = dansen)
A
Les gustan bailar
B
Les gusta bailar

Slide 16 - Quiz

Hoe vertaal je 'jullie houden van voetbal' in het Spaans?
A
Os gusta el fútbol
B
Vosotros gusta el fútbol
C
Gustan el fútbol vosotros
D
Vos gusta el fútbol

Slide 17 - Quiz

Hoe vertaal je 'ik hou van mijn hond' in het Spaans?
A
Perro gusta Mí
B
Me gusta mi perro
C
Mi gusta perro
D
Yo gusta mi perro

Slide 18 - Quiz

¡A trabajar! Aan de slag!
Maak de zinnen met 'gustar'. 

Klaar? Maak ook de opdracht op de achterzijde.  

Slide 19 - Slide

Verbos como 'gustar'
Er bestaan (veel) meer werkwoorden die worden vervoegd zoals 'gustar'. 

Welke ken je al uit het boek?

Nog zo'n werkwoord is 'interesar'. Hoe gaat de vervoeging?

Slide 20 - Slide

Verbos como 'gustar'
  • encantar (me encanta/n = ik houd ontzettend van)
  • interesar (me interesa/n = ik vind interessant)
  • horrorizar (me horroriza/n = ik vind verschrikkelijk/eng)
  • alegrar (me alegra/n = ik wordt vrolijk van)
  • dar pena (me da/n pena = ik word verdrietig van)
  • dar miedo (me da/n miedo = ik vind eng)
  • importar (me importa/n = ik vind belangrijk)

Slide 21 - Slide

Verbos como 'gustar'
Ik vind talen interessant = Me interesan las lenguas

Wij worden blij van de lente = Nos alegra la primavera

Slide 22 - Slide

Interesar
Bedenk zes dingen waar jij in geïnteresseerd bent. Dit moeten werkwoorden of zelfstandig naamwoorden zijn (bijv. 'dieren'). Zoek ze eventueel op in het woordenboek en schrijf ze op.

Voer daarna een gesprekje met je klasgenoten over jullie interesses.

Slide 23 - Slide

Deberes Huiswerk
- estudiar: tus apuntes (= jouw aantekeningen)

hacer = maken, estudiar = leren

Slide 24 - Slide