Geluid

Geluid
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Geluid

Slide 1 - Slide

https://youtu.be/pFEB0chiuJA

Geluid
Geluid ontstaat door de trillingen in een geluidsbron.

Enkele voorbeelden zijn:
• de stembanden in je keel;
• de conus van een luidspreker;
• de snaren van een gitaar

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tussenstof
Geluid heeft een tussenstof nodig waarin de trillingen worden doorgegeven. Dit kan
een gas, vloeistof of vaste stof zijn.


De geluidssnelheid in lucht van 20 °C is 343 m/s

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Rekenen met geluid
Je kunt de afstand die het geluid aflegt berekenen met de formule: 

Als je de geluidssnelheid invult in meter per seconde en de tijd in seconden, vind je de afstand in meter.
s=vt

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Horen
Als een geluid je oor bereikt, gaat je trommelvlies trillen. Deze trillingen worden omgezet in signalen naar je hersenen; je hoort het geluid.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Toonhoogte
De hoogte van de toon die een snaar produceert wordt bepaald door:


  • de dikte van de snaar: hoe dikker de snaar, des te lager is de toon;
  • de lengte van de snaar: hoe langer de snaar, des te lager is de toon;
  • de spanning van de snaar: hoe lager de spanning, des te lager is de toon

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Je moet:
  • Weten wat een tussenstof is.
  • Kunnen rekenen met de formule s=v×t
  • Weten dat  bij een verdubbeling van het aantal geluidsbronnen, de geluidssterkte toeneemt met 3 dB.
  • Van een afbeelding kunnen aflezen welke toon er hoger/lager is en welke toon het hardst/zachtst is. 
  • De trillingstijd en/of de frequentie kunnen berekenen met f= 1/T
  • Manieren kunnen noemen  om geluidshinder aan te pakken bij de bron/ tussen bron en ontvanger of bij de ontvanger. 
  • Met behulp van een figuur  kunnen bepalen of mensen  een toon met een bepaalde frequentie of geluidssterkte kunnen horen. (gehoordrempel).
  • Kunnen benoemen waar de toonhoogte van een snaar van afhankelijk is. 
  • Kunnen uitleggen wat bijvoorbeeld 2 ms/div betekent. 
  • Aan de hand van de aangegeven tijdbasis (bijv. 2 ms/div) de frequentie van een toon kunnen berekenen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Frequentie
De frequentie van een toon is het aantal trillingen per seconde. De frequentie wordt gemeten in hertz (Hz).
Hoe groter de frequentie, des te hoger is de toon die je hoort. Een hogere toon heeft meer trillingen per seconde dan een lagere toon.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Trillingstijd
Met de formule
kun je berekenen welke frequentie er hoort bij een trillingstijd.
T in seconde, frequentie f in hertz (Hz).
Mensen horen tonen van 20 tot 20 000 Hz. Dit heet het frequentiebereik.

 1ms/div = één vakje is 1 miliseconde  
f=T1

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Geluidssterkte

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Geluidssterkte
De geluidssterkte meet je in decibel (dB) met een decibelmeter. Een toon van 0 dB en een frequentie van 1000 Hz kun je net niet horen.

Hoe groter de afstand tot een geluidsbron, hoe kleiner de geluidssterkte.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Geluidshinder
Je gehoordrempel en pijngrens hangen af van de frequentie: voor lage en heel hoge tonen zijn je oren minder gevoelig.
Bij metingen voor geluidshinder wordt een A-filter gebruikt. Deze filter is net als je oren minder gevoelig voor lage en hele hoge tonen. De eenheid van geluidssterkte bij deze meting is dB(A).

Als het aantal geluidsbronnen twee keer zo groot wordt, neemt de geluidssterkte met 3 dB toe

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Geluidsoverlast bestrijden

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Geluidsoverlast bestrijden
  • bij de bron
Bijvoorbeeld het aanbrengen van geluidsisolatie rondom een lawaaierige machine.
  • tussen bron en ontvanger
Bijvoorbeeld geluidswallen en geluidsschermen verminderen overlast door verkeerslawaai. 
  • bij de ontvanger
Bijvoorbeeld het extra goed isoleren van woningen.  Je kunt oordoppen of oorkappen dragen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

En nu?
Rode leerlingen: in stilte aan het werk met werkdoelen

Blauwe en witte leerlingen: extra uitleg over werken met formules 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

GGFIRE
Gegeven: welke gegevens staan er in de vraag? Juiste grootheid en eenheid erbij.
Gevraagd: Wat wordt er gevraagd? Welke grootheid en eenheid horen erbij?
Formule: Welke formule ga ik gebruiken?
Invullen: Vul de bovenstaande formule in met de gegeven grootheden
Reken uit: Reken de ingevulde formule uit en schrijf dit op.
Eenheid: Controleer bij de "gevraagd" welke grootheid voor- en welke eenheid achter je antwoord moet staan.
Als iemand tekenen leuk vind mag het woord "GGFIRE" met wat vuur getekend worden. Zoek namelijk nog een poster

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

1
2
Geluidssnelheid
3

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Ralph roept naar Ernst
Het duurt 4 seconde voordat Ernst reageert.
Wat is de afstand tussen Ralph en Ernst ?
geluidssnelheid = 340 m/s

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

De trein rijdt op 3 kilometer afstand. De geluidssnelheid door de lucht is 343 m/s. Bereken hoe lang het geluid erover doet om je te bereiken.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Je moet:
  • Weten wat een tussenstof is.
  • Kunnen rekenen met de formule s=v×t
  • Weten dat  bij een verdubbeling van het aantal geluidsbronnen, de geluidssterkte toeneemt met 3 dB.
  • Van een afbeelding kunnen aflezen welke toon er hoger/lager is en welke toon het hardst/zachtst is. 
  • De trillingstijd en/of de frequentie kunnen berekenen met f= 1/T
  • Manieren kunnen noemen  om geluidshinder aan te pakken bij de bron/ tussen bron en ontvanger of bij de ontvanger. 
  • Met behulp van een figuur  kunnen bepalen of mensen  een toon met een bepaalde frequentie of geluidssterkte kunnen horen. (gehoordrempel).
  • Kunnen benoemen waar de toonhoogte van een snaar van afhankelijk is. 
  • Kunnen uitleggen wat bijvoorbeeld 2 ms/div betekent. 
  • Aan de hand van de aangegeven tijdbasis (bijv. 2 ms/div) de frequentie van een toon kunnen berekenen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions