Zinsdelen, splitsbare werkwoorden en woordsoort benoemen.
Woensdag nieuwsbegrip en donderdag presentatie en Er was eens.........
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Week 44 Grammatica blok 2
Zinsdelen, splitsbare werkwoorden en woordsoort benoemen.
Woensdag nieuwsbegrip en donderdag presentatie en Er was eens.........
Slide 1 - Slide
Wie weet welk spreekwoord dit is ?
Slide 2 - Slide
Naast zijn ______ lopen.
A
schoenen
B
vriendin
C
fiets
D
geweten
Slide 3 - Quiz
Oost West, thuis ___
A
rust
B
komen
C
best
D
West
Slide 4 - Quiz
Op een ___ bijten.
A
stokje
B
plankje
C
steentje
D
houtje
Slide 5 - Quiz
Water naar de ___ dragen.
A
haven
B
zee
C
mensen
D
zandbak
Slide 6 - Quiz
Geen ___ meer kunnen zeggen.
A
poffertje
B
pap
C
brood
D
yoghurt
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Weet je het nog ?
Wat is de pv , het wwg en het ond ?
Je krijgt nu 6 zinnen
Slide 9 - Slide
Mijn opa zal vanmiddag een appeltaart bakken. Wat is het wwg.
Slide 10 - Open question
De hond wil steeds op de bank springen. Wat is de pv ?
Slide 11 - Open question
Moesten jullie je na afloop van het feest melden bij de mentor ? Wat is het ond. ?
Slide 12 - Open question
Dit verhaal is echt gebeurd. Wat is de pv. ?
Slide 13 - Open question
Hij heeft ons een lesje geleerd. Wat is het wwg. ?
Slide 14 - Open question
Ik verdeel de blaadjes. Wat is het ond. ?
Slide 15 - Open question
Aan de slag
opdracht 1,2,3 en 4
Uitleg splitsbare werkwoorden
Woordsoortbenoemen en maken opdrachten 9 t/m 13
Je zal dus ook thuis aan de slag moeten.
Slide 16 - Slide
De bloemetjes buiten zetten.
Slide 17 - Slide
Spreekwoorden
De hond in de pot vinden
Dit betekent niet echt, dat er een hond in de pot zit. Dit betekent, je bent te laat voor het eten en alles is op
Slide 18 - Slide
Zinsdelen
Een zin bestaat altijd uit minimaal twee basisdelen.
De een zegt wat er gebeurd (het wwg) en de ander zegt wie/wat het doet (het ond.)
Slide 19 - Slide
Je kunt de twee basisdelen uitbreiden met extra informatie.
Bijvoorbeeld door het stukje wanneer of waar.
We gaan nu van een aantal persoonsvormen bouwplannen maken die bestaan uit drie zinsdelen.
Vul de zinsdelen helemaal in :
Slide 20 - Slide
zaagt
wie of wat ?
wat gebeurt er ? zaagt
wat ?
Slide 21 - Slide
lezen
wie of wat ?
wat gebeurt er ? lezen
wat ?
Slide 22 - Slide
helpt
wie of wat ?
wat gebeurt er ? helpt
wat ?
Slide 23 - Slide
repareerde
wie of wat ?
wat gebeurt er ? repareerde
wat ?
Slide 24 - Slide
draait
wie of wat ?
wat gebeurt er ? draait
wat ?
Slide 25 - Slide
drinkt
wie of wat ?
wat gebeurt er ? drinkt
wat ?
Slide 26 - Slide
Welke zijn de splitsbare werkwoorden
kies uit :
dichtmaken,niezen,bewegen,
inpakken,lopen,inschenken,
afwassen,zwemmen,zitten en
loslaten.
Slide 27 - Slide
zelfstandig naamwoord
Een znw gebruik je voor mensen, dieren, planten en dingen. Ook namen zijn znw. Je kunt er een lidwoord voor zetten.Van de meeste znw kun je een meervoudsvorm en een verkleinwoord maken.
Slide 28 - Slide
Beoordeling blok toets 2
Het gemiddelde van de onderdelen : grammatica, spelling, over taal en lezen.