This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Bonjour V3
Slide 1 - Slide
Le programme
- Voca 2 geleerd?
- Uitleg onbepaald voornaamwoord TOUT
- Maken leçon 3
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Pâcques en France:
De meeste Fransen zijn net als wij twee dagen vrij: Paaszondag (Pâques) en Paasmaandag (lundi de Pâques). Vroeger ging men op Paaszondag naar de kerk, om te herdenken dat Jezus is opgestaan uit de dood. Frankrijk is van oorsprong een echt katholiek land. Er worden nog steeds veel kerkdiensten georganiseerd met Pasen, maar de meeste Fransen gaan tegenwoordig niet meer naar de kerk. Ze vieren Pasen gezellig thuis. Er wordt uitgebreid gegeten en voor kinderen zijn er activiteiten, zoals paaseieren zoeken (la chasse aux oeufs). De paashaas kennen de Fransen niet zo. Wel de paasklokken (les cloches de Pâques). Vlak voor Pasen vliegen de klokken van Franse kerken naar Rome. Daar gaan ze de Paus bezoeken en paaseieren halen. Op de terugweg, laten de klokken eieren vallen. Die vallen in tuinen en parken overal door het land. Op Paasochtend mogen kinderen de eieren zoeken, meestal eieren van chocolade (des oeufs en chocolat). De weken voor Pasen kun je overal in de Franse winkels de lekkerste dingen van chocola zien liggen. “Joyeuses Pâques!” Vrolijk Paasfeest!
Slide 4 - Slide
Voca 2
Slide 5 - Slide
Onbepaald voornaamwoord
Tout kan op twee manieren voorkomen:
1) In combinatie met een zelfstandig naamwoord
De hele tijd = tout le temps
De hele week = toute la semaine
Alle dagen = tous les jours
Alle weken = toutes les semaines
>> Aanpassen aan M/V/EV/MV!
Slide 6 - Slide
Onbepaald voornaamwoord
Tout kan op twee manieren voorkomen:
2) Zelfstandig gebruikt.
C'est tout! = Dat is alles!
Ils sont tous là = Ze zijn allemaal hier.
Elles sont toutes là = Ze zijn allemaal hier.
Slide 7 - Slide
tout
toute
tous
toutes
toute
le bonheur
ma famille
nos meilleurs voeux
nos félicitations
notre famille
Slide 8 - Drag question
"Tout le monde mange"
Wat betekent "tout le monde" ?
A
de hele wereld
B
iedereen
C
sommige mensen
D
niemand
Slide 9 - Quiz
tout
A
alsof
B
alles
C
alleen
Slide 10 - Quiz
TOUT est possible. Hoe vertaal je TOUT ?
Slide 11 - Open question
Kies uit ... tout / tous / tout le / toute la / tous les / toutes les
..... classe est rentrée
Slide 12 - Open question
Vul in: tout, toute, tous, toutes. ..............les filles sont là.
Slide 13 - Open question
Kies uit ... tout / tous / tout le / toute la / tous les / toutes les