A. Hoe zeg je in het Spaans...
B. Hoe vraag je in het Spaans...
C. Vertaal de getallen in het Spaans!
D. Hoe zeg je in het Spaans ...
E. Vul de meervoudsvormen van het lidwoord in het schema in.
F. Zet in het meervoud, zoals het voorbeeld.
G. Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.
H. Kijk naar de afbeelding en vertaal.
I. Schrijf de vervoegingen van de regelmatige en onregelmatige werkwoorden op.