This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
BS 4: De iris en de ooglens
6.4 De iris en de ooglens
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog noemen met hun functies en kenmerken.
Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt.
Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.
Slide 2 - Slide
Ogen draaien
Laten vocht om je oog heen lopen
bescherming tegen vuil en fel licht
Regenboogvlies
Maakt traanvocht tegen uitdroging
Voert traanvocht af naar neusholte
Hier komt licht binnen in het oog
Bescherming oog
Verspreid traanvocht
Slide 3 - Slide
Aan- afvoer bloed
Zorgen voor scherp beeld op netvlies
Bevat zintuigcellen en zenuwcellen
Hier kun je het scherpst zien
Plaats waar de oogzenuw het oog verlaat.
Houd netvlies op zijn plaats
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Pupilreflex
De pupilreflex regelt hoeveel licht er op het netvlies valt. Het beschermd jouw oog tegen teveel licht.
Veel licht - kleine pupil - kringspieren samengetrokken
weinig licht - grote pupil - straalsgewijs lopende spieren samengetrokken
Slide 6 - Slide
Scherp zien
Lichtstralen die een oog binnenvallen worden gebroken (in een andere richting gebogen); lichtbreking. De ooglens is bol daarom worden lichtstralen naar binnen gebogen.
De ooglens word hangt met
behulp van lensbandjes in de
kringspieren.
Slide 7 - Slide
Veraf en dichtbij
Aan de hand van de kringspieren word de pupil groter of kleiner maar het zorgt ook voor de spanning op de lensbandjes.