1KG Unit 5

Unit 5 Ireland
Unit 5.2 Ireland
1 / 49
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Unit 5 Ireland
Unit 5.2 Ireland

Slide 1 - Slide

Do you remember?
Where is Ireland?

Slide 2 - Slide

Today's planning:
Today's planning:
 
  • Terugblik vorige les - much/many
  • Exercises gemaakt?
  • Grammatica 5.2 - vergelijkingen
  • Maken 5.2 opdrachten & Test jezelf 

What you need: laptop & book

Slide 3 - Slide

After this lesson you know...
how to form and  when to use
 comparisons

Slide 4 - Slide

Leerdoelen

  • Jullie begrijpen hoe je Much & Many moeten gebruiken in Engelse zinnen (herhaling).
  • Na deze les hebben jullie een 1e indruk van de Engelse trappen van vergelijking.

Slide 5 - Slide

terugblik vorige les
Much & many
Hoe zit dat ook alweer?

Slide 6 - Slide

much & many bij vragen en ontkenningen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

MANY
- Is meervoud
- Is telbaar

EXAMPLES:
Apples/dogs/bottles

Slide 9 - Slide

MUCH
- Is enkelvoud
- Is ontelbaar

EXAMPLES:
- Rain/fire/water

Slide 10 - Slide

Much
Ontelbare woorden

I don't drink much water.
Do you have much fun dancing?
You don't have much money.
They don't have much time.  
Many
Telbare woorden

I don't have many friends.
Do you have many Dollars
We don't want many visitors
We don't have many rooms.

Slide 11 - Slide

Wat hoort bij wat?
telbaar
niet telbaar
time
homework
fans
balls
books
friends
songs
money
water
work
flowers

Slide 12 - Drag question

MUCH
MANY
money
sand
girls
pens
cars
coffee
rain
water
doors
hair
tables
phones

Slide 13 - Drag question

Wat is juist?
..... milk
A
much
B
many

Slide 14 - Quiz

Wat is juist?
..... friends
A
much
B
many

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
..... homework
A
much
B
many

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
..... girls
A
much
B
many

Slide 17 - Quiz

Do you understand how it works?
A
Yes
B
A little
C
I need more practise
D
No, not yet

Slide 18 - Quiz

exercises online/book
BK: maken opdr. 6&7 (blz.162)

KGT: maken opdr. 3&4  (blz. 169) 

Slide 19 - Slide

to whistle
A

Slide 20 - Quiz

Toevoeging:
 Ook 'a lot of' = Veel
Deze mag je gebruiken, maar ALLEEN in bevestigende zinnen.
Dus: Niet bij ontkenningen (met het woord NOT)
of vragen.

Slide 21 - Slide

Comparisons
big
bigger
the biggest
5.2 Vergelijkingen (comparisons)

Slide 22 - Slide

Vergelijkingen
Als je in het Engels dingen met elkaar wilt vergelijken, dan voeg je(bij woorden van  één lettergreep)-er of -est toe aan het woord. 
old - older - oldest
slow - slower - slowest
big - bigger - biggest
nice - nicer - nicest

Slide 23 - Slide

box A is small.
box B is smaller than box A.
box C is the smallest of all.
A
B
C

Slide 24 - Slide

Vergelijkingen
Als je iets wilt vergelijken met iets anders gebruik je -er (than)
My car is faster than yours.
I have a bigger dog at home.

Je gebruikt the -est wanneer iets het beste is.
Water is the cheapest thing you can buy.

Je kan het zien als in het Nederlands: (Klein, kleiner, kleinst)

Slide 25 - Slide

Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest
Let op de spelling!

Slide 26 - Slide

Vergrotende trap:
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Overtreffende trap:
+EST

Altijd komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 27 - Slide

vergelijken: -er, -est
Let op de spelling!

A car is faster than a bike, but a train is the fastest.
A cat is bigger than a mouse, but a elephant is the biggest.
Henry is taller than Sarah, but Jason is the tallest.

Slide 28 - Slide

Let op woorden die eindigen 

op een medeklinker + Y! 

Slide 29 - Slide

Woorden van 2 of meer lettergrepen (zonder -y)
krijgen GEEN -er of -est erna,
maar MORE of MOST ervoor!

I am smaller than Frank, but he is more intelligent than I am.

Jason is the sweetest baby I know, Jasmin is 
the most beautiful baby though.


Slide 30 - Slide

quiz

Slide 31 - Slide

James is .... (tall) than John.
A
tall
B
taller
C
tallest

Slide 32 - Quiz

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 33 - Quiz

Jaguars are the ... (fast) animals in the world.
A
fast
B
faster
C
fastest

Slide 34 - Quiz

I drive ___ than my husband. (safe)
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe

Slide 35 - Quiz

This pizza is just as ...... that pizza. (large)
A
larger
B
larger as
C
largest
D
large as

Slide 36 - Quiz

Strawberry jam is .... than peanut butter (sweet)
A
sweeter
B
more sweet
C
most sweet
D
sweetest

Slide 37 - Quiz

Mont Blanc is the .......
mountain in Europe (high)
A
most high
B
highest
C
higher
D
more high

Slide 38 - Quiz

What comes next?

slow - slower - ?

Slide 39 - Open question

What is missing?

tall - ? - tallest

Slide 40 - Open question

Irish dancers are ..... than German dancers. (fast)

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Video

Leerdoelen

  • Jullie begrijpen hoe je Much & Many moeten gebruiken in Engelse zinnen (herhaling).
  • Na deze les hebben jullie een 1e indruk van de Engelse trappen van vergelijking.

Slide 43 - Slide

vergelijken: -er, -est

A car is faster than a bike, but a train is the fastest.
A cat is bigger than a mouse, but a elephant is the biggest.
Henry is taller than Sarah, but Jason is the tallest.

Let op de spelling!

Slide 44 - Slide

Do you understand the grammar?
A
green
B
yellow
C
red

Slide 45 - Quiz

Any questions?

Slide 46 - Slide

Let's practice! Unit 5.2
  • BK: opdr. 9 t/m 12 (blz. 163)
  • KGT:opdr. 8,9,10,12 (blz.170)
  • TH:opdr. 1 t/m11(blz. 180-183)

  • Klaar:Test jezelf 5.2 & Wordtrainer 5.2
  • Homework: Leren BK blz.189 /KGT blz.199/ TH. Blz.113

Slide 47 - Slide

GOALS ACHIEVED?

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide