Antwoorden leerdoelenkaart

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Antwoorden leerdoelenkaart

Hele hoofdstuk

1. Tijd van ontdekkers en hervormers

2. Vroegmoderne tijd

3. 1500-1600

4. Oorzaak: waardoor iets gebeurt. Gevolg: wat erna gebeurt. 

5.1.

1. De geestelijken waren rijk en veel mensen waren arm, de geestelijken verkocht aflaten en heilige botjes.

5.1.

2. Maarten Luther schreef 95 stellingen tegen de katholieke kerk. Mensen geloofden hem en zij werden protestanten.

5.1.

3. 

Religie: geloof of godsdienst

Hervorming/reformatie: verandering waarbij christenen de katholieke kerk wilden veranderen en zich afsplitsten van de kerk.

Dominee: leider van de protestantse kerkdienst.

5.1.

4. 

Calvijn was een hervormer die populair werd in Nederland. Hij vond dat mensen hard moesten werken en zuinig leven.

5.1.

5. Godsdienstoorlogen: oorlogen in Europa tussen katholieken en protestanten. Karel V vocht tegen de protestanten, want hij vond dat ze ketters waren.

5.2.

1. Ze vonden dat de koning teveel macht kreeg door de centralisatie. Te veel belasting ging naar Spanje. Straffen protestanten te zwaar

5.2.

2. De opstand begon in 1568 toen de Geuzen Nederland van drie kanten aanviel. In 1584 werd Willem van Oranje vermoord. 

5.2.

3. In 1648 werd Nederland onafhankelijk doordat ze de oorlog wonnen. 

5.2.

4. Stadhouder: hoge edelman die namens de vorst mag besturen in een gewest. In 1559 werd Willem van Oranje stadhouder van het gewest Holland.

Landvoogd: plaatsvervanger van een vorst.

Beeldenstorm: vernielingen in de katholieke kerken door Nederlandse protestanten in 1566.

Geus: Nederlandse opstandeling tegen Filips II 

5.2. XL

5. 1 april komt van de slag om Den Briel die werd gewonnen door de watergeuzen.