This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Waar kun je examenreglement en het PTA vinden?
A
Bon-i
B
mijn bonhoeffer
C
website BC
D
SOM
Slide 1 - Quiz
Heb je het met jouw leerlingen wel eens over het examenreglement en/of het PTA?
A
Nooit
B
Alleen aan het begin van het schooljaar.
C
Ik bespreek het aan het begin van het schooljaar en voor iedere PTA wijs ik er nog weer eens op.
D
Dat hoeft niet; leerlingen zijn er goed van op de hoogte.
Slide 2 - Quiz
Je surveilleert bij een PTA en je ziet dat een leerling spiekt. Welke actie moet je ondernemen?
A
Je schrijft je vermoeden op het omslagblad van de PTA's.
B
Je spreekt de betreffende leerling hierop aan. Vervolgens breng je de examencommissie op de hoogte.
C
Je spreekt de betreffende leerling aan en zegt dat hij het lokaal kan verlaten.
De leerling krijgt een 1 voor het PTA.
D
Je volgt de aanwijzingen die op het omslagblad van de PTA's vermeld staan.
Slide 3 - Quiz
Welke aanwijzingen staan er volgens jou op het omslagblad?
A
Leerlingen stoppen met hun werk en je meldt dat je fraude hebt geconstateerd bij leerling X.
Leerlingen mogen daarna weer doorwerken.
Schoolleiding/examencommissie en docent worden door jou op de hoogte gebracht.
B
Je stuurt Gert-Jan, Joyce of Jolanda een bericht zodat zij betreffende leerling uit het lokaal kunnen ophalen.
C
Bij iedere vorm van fraude krijgt de leerling een 1. Je meldt de fraude bij de schoolleiding/examencommissie en de docent.
D
Je brengt de docent op de hoogte van de fraude. Hij/zij gaat onderzoeken wat er is gebeurd.
Slide 4 - Quiz
Een leerling heeft zich niet voorbereid voor een PTA-MO en dit MO kan dus niet worden afgenomen. Volgens het PTA is dit MO niet herkansbaar.
A
De leerling krijgt een een 1 voor dit PTA. Vervolgens krijgt hij/zij een herkansing omdat er niets was voorbereid.
Het hoogste cijfer telt.
B
De leerling krijgt een een 1 voor dit PTA. Vervolgens krijgt hij/zij een herkansing omdat er niets was voorbereid.
De 1 voor het het eerste MO en het behaalde cijfer voor de herkansing worden gemiddeld.
C
De leerling krijgt een 1 voor dit PTA.
Er wordt geen MO afgenomen omdat er niets is voorbereid.
Er mag niet herkanst worden.
D
De leerling krijgt 5 dagen de tijd om zich alsnog voor te bereiden en krijgt een nieuwe gelegenheid het MO te doen.
Slide 5 - Quiz
Een leerling heeft zich niet gehouden aan de deadline voor het inleveren van een PO/PTA. Welke actie volgt?
A
De leerling krijgt een mondelinge en schriftelijke mededeling over het te volgen protocol.
B
De leerling krijgt 5 dagen de tijd om de PO alsnog in te leveren.
C
De leerling krijgt een 1 en hoeft de PO niet meer in te leveren.
D
De leerling levert de PO alsnog en zo snel mogelijk in.
Slide 6 - Quiz
Wanneer levert een leerling een BvV (Bevestiging van Verhindering) in?
A
Alleen voor PTA toetsen die in de PTA week gemist zijn, moet een BvV ingeleverd worden.
B
Alleen bij afwezigheid van schriftelijke toetsen moet er een BvV ingeleverd worden.
C
Er moet een BvV worden ingeleverd voor ieder toetsmoment waarbij een leerling niet aanwezig is (geweest).
D
Een BvV hoeft alleen door 4e klas leerlingen ingeleverd te worden als zij een toets gemist hebben.
Slide 7 - Quiz
Een leerling kan niet meedoen aan een tussentijdse toets (PTA) omdat hij rij-examen moet doen. Wanneer levert hij/zij een BvV in?
A
Het is niet nodig een BvV in te leveren als er een geoorloofde reden voor afwezigheid bij een PTA is.
B
De BvV wordt van tevoren ingeleverd.
C
De BvV wordt binnen 2 x 24 uur ingeleverd.
D
Er is geen termijn voor het inleveren van een BvV.
Slide 8 - Quiz
Een leerling heeft op de eindlijst (dus SE en CSE samen) een 4 voor Nederlands, een 7 voor Engels en verder allemaal 6-en.
A
Deze leerling is niet geslaagd want één 7 levert niet voldoende compensatiepunten op.
B
Deze leerling is geslaagd want je mag één 4 hebben, mits je voldoende compensatiepunten hebt.
C
Deze leerling is niet geslaagd want met een 4 voor Nederlands ben je gezakt.
D
Deze leerling is geslaagd want de duimregeling kan toegepast worden bij een 4 voor Nederlands.
Slide 9 - Quiz
Wanneer is een leerling niet geslaagd?
A
Als het CSE voor Nederlands lager is dan een 5.
B
Als het gemiddelde voor SE en CSE lager is dan een 5,5.
C
Als het gemiddelde van het CSE lager is dan een 5,5.
D
Als een leerling twee 5-en heeft, één 7 en verder allemaal 6-en.
Slide 10 - Quiz
De rekentoets! Om te kunnen slagen moet een leerling
A
De rekentoets gemaakt hebben.
B
Voor de rekentoets minimaal een 5,5 (voldoende) gehaald hebben.
C
Een 5 voor de rekentoets gehaald hebben.
D
In ieder geval voldoende compensatiepunten hebben als hij/zij een onvoldoende heeft voor de rekentoets.