Rekentaal ISK

Rekenen 
Rekentaal & sommen
1 / 52
next
Slide 1: Slide
RekenenISK

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Rekenen 
Rekentaal & sommen

Slide 1 - Slide

Hoe heet dit?

Slide 2 - Open question

een

Slide 3 - Open question

twee

Slide 4 - Open question

drie

Slide 5 - Open question

vier

Slide 6 - Open question

vijf

Slide 7 - Open question

zes

Slide 8 - Open question

zeven

Slide 9 - Open question

acht

Slide 10 - Open question

negen

Slide 11 - Open question

tien

Slide 12 - Open question

vijf

Slide 13 - Open question

vier

Slide 14 - Open question

negen

Slide 15 - Open question

zeven

Slide 16 - Open question

twee

Slide 17 - Open question

zes

Slide 18 - Open question

Plus

Slide 19 - Slide

Bedenk zelf een plussom en reken hem uit.

Slide 20 - Open question

Min
-

Slide 21 - Slide

Bedenk zelf een minsom en reken hem uit.

Slide 22 - Open question

Andere woorden voor plus
erbij 
samen
dubbel
meer
opgeteld
bij elkaar 
in totaal

Slide 23 - Slide

Andere woorden voor min
eraf
minder
verschil
weg
van elkaar af


Slide 24 - Slide

Ik heb 36 taartjes. Jij hebt er 12. Hoeveel is dat samen?

Slide 25 - Open question

Jij hebt 84 taartjes. Ik heb er 14. Wat is het verschil?

Slide 26 - Open question

Mevrouw Boom heeft 6 boeken. Mevrouw Vogel heeft er 22. Hoeveel boeken zijn dat bij elkaar?

Slide 27 - Open question

Mevrouw Judith heeft 90 spelletjes. Mevrouw Barbie heeft er 25. Hoeveel zijn dat er minder?

Slide 28 - Open question

Keer
X

Slide 29 - Slide

Bedenk zelf een keersom en reken hem uit.

Slide 30 - Open question

Delen
:

Slide 31 - Slide

Bedenk zelf een deelsom en reken hem uit.

Slide 32 - Open question

568+12=
A
580
B
556
C
590
D
578

Slide 33 - Quiz

316-12=
A
300
B
328
C
314
D
304

Slide 34 - Quiz

5x2=
A
7
B
3
C
10
D
25

Slide 35 - Quiz

10:2=
A
12
B
5
C
8
D
20

Slide 36 - Quiz

van groot naar klein
264
4813
8316
4248

Slide 37 - Drag question

van klein naar groot
2.265
622
8.852
6.512

Slide 38 - Drag question

Groter dan     >
Kleiner dan   <
Is gelijk aan   =

Slide 39 - Slide

15<28
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

200>100
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

560>5600
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quiz

6782=6872
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quiz

5278=5278
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quiz

3 is meer dan 10
A
Waar
B
Niet waar

Slide 45 - Quiz

3 is gelijk aan 10
A
Waar
B
Niet waar

Slide 46 - Quiz

8 is meer dan 5
A
Waar
B
Niet waar

Slide 47 - Quiz

81 is groter dan 50
A
Waar
B
Niet waar

Slide 48 - Quiz

81 is minder dan 50
A
Waar
B
Niet waar

Slide 49 - Quiz

9 is minder dan 2
A
Waar
B
Niet waar

Slide 50 - Quiz

8 is kleiner dan 9
A
Waar
B
Niet waar

Slide 51 - Quiz

8 is kleiner dan 5
A
Waar
B
Niet waar

Slide 52 - Quiz