What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Ma 28 november verwijswoorden
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 1 - Slide
Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.
Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Er zijn nog 4 andere verwijswoorden.
die - deze - dat - dit
Slide 2 - Slide
Verwijswoorden!!!
Het laatste onderdeel!
Verwijswoorden.
HUNNIE hebben het gedaan!
Slide 3 - Slide
Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.
Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.
Slide 4 - Slide
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.
_________ denkt dat
________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 5 - Drag question
Verwijswoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 6 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Marlea's vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
drumstel
hij
zij
het
ze
Slide 7 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,
terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 8 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 9 - Drag question
Signaalwoord
Verwijswoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 10 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 11 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,
________ vindt
________ erg leuk.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 12 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 13 - Drag question
wat zijn verwijswoorden ?
A
de
B
deze
C
zij
D
dat
Slide 14 - Quiz
Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.
Slide 15 - Quiz
Wat is geen verwijswoord?
A
de
B
deze
C
het
D
dat
Slide 16 - Quiz
Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.
Slide 17 - Quiz
hij, die, deze, zijn
zijn verwijswoorden voor een...
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud
Slide 18 - Quiz
Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij
Slide 19 - Quiz
Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A, B en D zijn goed
D
een hele zin
Slide 20 - Quiz
Hij, die, deze, zijn zijn verwijswoorden voor een
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud
Slide 21 - Quiz
Huiswerk voor di 29 nov
Schrijven blok 2
Maken opdr. 1
Leren blz. 111/112
Taalverzorging. Verwijswoorden
Slide 22 - Slide
More lessons like this
Ma 28 november verwijswoorden
18 days ago
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Verwijswoorden
October 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Verwijswoorden herhaling
September 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Ma 28 november verwijswoorden
November 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
3tl hfd 4 Verwijswoorden en Meervoud
January 2022
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
H7 Taalverzorging 7.3
February 2024
- Lesson with
15 slides
Ned
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Formuleren; Meer oefenen met verwijzen
June 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
Formuleren; Meer oefenen met verwijzen
December 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2