Bijvoeglijk naamwoord

Grammatica
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Grammatica
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.


Slide 4 - Slide

Bedenk zelf een lw, zelfst. nw. en bijvoeglijk nw.: bv. het dikke boek.

Slide 5 - Open question

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord:
Mijn oom ging naar een goede dokter.
A
oom
B
naar
C
goede
D
mijn

Slide 7 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord:
De vervelende behandeling vond plaats in het kleine ziekenhuis.
A
vervelende
B
behandeling
C
kleine
D
ziekenhuis

Slide 8 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord:
Mijn jarige zoon krijgt een fiets voor zijn verjaardag.
A
zoon
B
jarige
C
fiets
D
voor

Slide 9 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord:
Ik ga vandaag naar de bakker toe om een vers brood te kopen.
A
vandaag
B
bakker
C
vers
D
kopen

Slide 10 - Quiz

Wat te doen?
Maak het stencilboekje (dit hoeft vandaag niet af)

Klaar? Boek lezen of verder met de weektaak van J.E. van afgelopen week

Slide 11 - Slide