- Spreek vanuit jezelf.
- Je begint je feedback dus altijd met ‘ik’.
- Zeg iets over het gedrag van iemand. Dus bijvoorbeeld: ‘ik zie’ of ‘ik hoor’.
- Vertel welk effect het gedrag van de ander op jou heeft.
- Probeer iets te zeggen waar de ander wat aan heeft.
- Geef geen oordelen
- Wacht niet te lang met feedback geven.
- Als je feedback gegeven hebt, kun je vragen hoe het overkomt.
- Herkent de ander wat je zegt? Je kunt daarbij ook nog zeggen hoe het anders kan.
- Bedank de feedback ontvanger