Oefentoets Ecologie

Wat is ecologie?
A
Het deel van biologie dat de opbouw van organismen onderzoekt.
B
Het deel van biologie dat gaat over voortplanting.
C
Het deel van de biologie dat relaties tussen organismen en hun milieu onderzoekt.
D
Het deel van biologie dat gedrag onderzoekt
1 / 44
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is ecologie?
A
Het deel van biologie dat de opbouw van organismen onderzoekt.
B
Het deel van biologie dat gaat over voortplanting.
C
Het deel van de biologie dat relaties tussen organismen en hun milieu onderzoekt.
D
Het deel van biologie dat gedrag onderzoekt

Slide 1 - Quiz

Een ecoloog onderzoekt de invloed van de hoeveelheid gras op de hoeveelheid konijnen in een gebied. Op welk niveau is dit?
A
Individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 2 - Quiz

Gras

Wezel

Konijn

Paardenbloem


Muis

Havik
producent
consument 
1e orde
consument 
2e orde

Slide 3 - Drag question

Wat is niet een niveau van ecologie?
A
Ecosysteem
B
Populatie
C
Individu
D
Levensgroep

Slide 4 - Quiz

Een populatie kan bestaan uit verschillende soorten organismen.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Een konijn is een
A
Individu
B
Populatie
C
Leefgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 6 - Quiz

wat zijn de vier niveau's van de ecologie van klein naar groot?
A
individu, populatie, levensgemeenschap, ecosystemen
B
levensgemeenschap, individu, populatie, ecosystemen

Slide 7 - Quiz

Wat is een POPULATIE
A
Een groep planten of dieren van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven
B
Een groep dieren die in hetzelfde gebied leven
C
Verschillende planten en dieren die in hetzelfde gebied leven
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Slide 8 - Quiz

De konijnen op Texel en Vlieland behoren ....1......
tot dezelfde populatie, want ze kunnen zich ........2......
met elkaar voortplanten.
A
1= niet 2=niet
B
1=wel 2=wel
C
1=niet 2=wel

Slide 9 - Quiz


Hoe noem je alle populaties in een gebied?

A
een ecosysteem
B
een levensgemeenschap
C
een individu

Slide 10 - Quiz

In het plaatje zie je een ...
A
Voedselweb
B
Voedselketen
C
Producenten
D
Ecosysteem

Slide 11 - Quiz

Waar start een voedselketen mee?
A
Herbivoren
B
Omnivoren
C
Planten
D
Planteneters

Slide 12 - Quiz

Hoeveel herbivoren zijn er in dit voedselweb?
A
2
B
3
C
5
D
6

Slide 13 - Quiz

Tot welke groep behoren de afvaleters
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten
D
Afvaleters

Slide 14 - Quiz

Consument
Producent
Reducent

Slide 15 - Drag question

Maak een kloppende voedselketen

Slide 16 - Drag question

Mineralen in de bodem
Zet op de juiste plek in de kringloop
Afvaleters
Producenten 
Reducenten
Consumenten 1e orde
Consumenten 2e orde

Slide 17 - Drag question

Een zeearend heeft een scherpe snavel met een haak. Hiermee kan vlees in stukken gescheurd worden. Hoe noem je zo’n snavel?
A
Kegelsnavel
B
Pincetsnavel
C
Priemsnavel
D
Haaksnavel

Slide 18 - Quiz

Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel tijdens het eten?
A
Hij verscheurt zijn prooi met deze snavel
B
hij kraakt met zijn snavel de noten
C
hij prikt met deze snavel in de bodem op zoek naar bodemdiertjes
D
Hij zeeft met zijn snavel diertjes uit het water

Slide 19 - Quiz

Waarom hebben vogels allemaal verschillende vormen snavels?
A
Om allemaal verschillende liedjes te zingen, zodat ze beter kunnen communiceren
B
Omdat ze allemaal verschillend voedsel moeten kunnen eten en vangen
C
Omdat ze allemaal verschillend geëvolueerd zijn door de jaren heen

Slide 20 - Quiz

Welk soort snavel heeft de vogel op de foto?
A
haaksnavel
B
zeefsnavel
C
pincetsnavel
D
kegelsnavel

Slide 21 - Quiz

Hoe heet deze snavel en wat eet deze vogel?
A
priemsnavel, vogel eet bodemdiertjes
B
priemsnavel, vogel eet insecten
C
kegelsnavel, vogel eet zaden

Slide 22 - Quiz

Welke snavel werkt goed bij het scheuren van vlees?
A
Haaksnavel
B
Pincetsnavel
C
Zeefsnavel
D
Kegelsnavel

Slide 23 - Quiz

Was is een voorbeeld van een biotische factor?
A
Lucht
B
Voedsel
C
Neerslag
D
Wind

Slide 24 - Quiz

Wat is een algemene omschrijving van biotische factoren?
A
Levende factoren
B
Levenloze factoren

Slide 25 - Quiz

Wat is een populatie?
A
Een boom
B
Verschillende dieren in een gebied
C
Een groep individuen vd zelfde soort in 1 gebied
D
Alles wat in een bepaald gebied is

Slide 26 - Quiz

Zet op volgorde van klein naar groot
Individu
Populatie
Levens-
gemeenschap
Ecosysteem

Slide 27 - Drag question

Wat is ecologie
A
De studie naar relaties tussen organismen en hun milieu
B
De studie naar behoud van de natuur
C
De studie van economische factoren in de biologie
D
De studie naar een ecologisch verantwoord milieu

Slide 28 - Quiz

Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor

Slide 29 - Quiz

Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

Bij paardenbloemen sterven
bovengrondse delen af in de
winter.
Waar is dit een voorbeeld van?
A
aanpassing van plant aan het licht
B
aanpassing van plant aan de temperatuur
C
aanpassing van plant aan water
D
aanpassing van de plant tegen concurrentie

Slide 31 - Quiz

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 32 - Quiz

Een plant heeft stekels in plaats van bladeren, waar is dit een aanpassing voor?
A
Weinig water
B
Veel water
C
Weinig mineralen
D
Veel voedsel

Slide 33 - Quiz

een beer is een
A
teenganger
B
hoefganger
C
zoolganger

Slide 34 - Quiz

Wat voor gangers zijn geiten, koeien en herten?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Hoefganger
D
Door de gang ganger

Slide 35 - Quiz

een paard is een
A
teenganger
B
hoefganger
C
zoolganger

Slide 36 - Quiz

Waar horen honden bij?
A
hoefgangers
B
teengangers
C
zoolgangers

Slide 37 - Quiz

Welke vogel heeft deze aanpassing aan zijn poten?
A
steltloper
B
zangvogel
C
loopvogel

Slide 38 - Quiz

Wat voor vogel is dit als je
naar de poten kijkt?
A
Zangvogel
B
Roofvogel
C
Loopvogel
D
Steltvogel

Slide 39 - Quiz

Welke vogel heeft deze poot
A
roofvogel
B
zangvogel
C
steltloper
D
loopvogel

Slide 40 - Quiz

welke dieren zijn gestroomlijnder?
A
land dieren
B
water dieren

Slide 41 - Quiz

Het lichaam van dit dier is
A
gestroomlijnd
B
gewatervormd
C
waterproof
D
vergroot oppervlakte door rimpels

Slide 42 - Quiz

Welke planten groeien het best op de grond van het bos?
A
zonplanten
B
Schaduwplanten

Slide 43 - Quiz

Wat zijn voorjaarsbloeiers?
A
Zonplanten die in het voorjaar groeien
B
Kamerplanten die in het voorjaar bloeien
C
Schaduwplanten die in het voorjaar groeien

Slide 44 - Quiz