Link 3.3

Lesplan
1. Woorden thema 3. 
2. Spreken: Een praatje maken.
3. Link 3.3.
4. Uitspraak: oe/ei/ij/ui/au/ou
5. Huiswerk.


1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Lesplan
1. Woorden thema 3. 
2. Spreken: Een praatje maken.
3. Link 3.3.
4. Uitspraak: oe/ei/ij/ui/au/ou
5. Huiswerk.


Slide 1 - Slide

De zon schijnt. 



Het sneeuwt. 

Het waait. 

Het is bewolkt. 



Het onweert. 

Het stormt. 

Het regent.



Het bliksemt. 

Het hagelt. 

Slide 2 - Slide

Na deze les: 

1. .... kun je iemand uitnodigen en reageren. 
2. ....kun je klok kijken. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Wil je iets drinken? 
Wat wil je drinken: thee of koffie? 
Met melk en suiker? 

Alsjeblieft.



Ja, lekker. 
....... graag./Ik heb wel zin in ......

Ja, graag. / Nee, geen suiker of melk. 
Dank je wel. 


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

Log in bij de Link

thema 3.3

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Hoi! Hoe gaat het? 
Ga naar 3 andere mensen. 
Praat samen. 
- Groet.
- Vraag hoe het gaat. 
- Schrijf de antwoorden op. 



Slide 10 - Slide

Huiswerk
Huiswerk voor woensdag:
thema 3
taak 4
computeropdrachten 1-6
Huiswerk voor vrijdag: 
Hoe gaat het?  
Uitspraak 11 en 19

Slide 11 - Slide

Hoe was de les van vandaag?
A
moeilijk
B
saai
C
makkelijk
D
leuk

Slide 12 - Quiz

Goed gedaan!

Slide 13 - Slide

Klasafspraken

Slide 14 - Slide

Verkoper: Zegt u het maar.
Klant: Een kilo ........ graag en een ons ........
Verkoper: Anders nog iets mevrouw?
Klant: Nee, dank u.
Verkoper: Dat is dan ...... euro.
Klant: Alstublieft.
Verkoper: Dank u wel. Fijne dag nog.






Verkoper: Wie is er aan de beurt?
Klant: Ik. Mag ik 500 gram .......?
Verkoper: Een pond, alstublieft.
Anders nog iets?
Klant: Nee, dank u.
Verkoper: Dat is dan ...... euro.






Slide 15 - Slide

WIE BEN JE? Praat met iemand die goed Nederlands spreekt (je buren/taalcoach/vrienden). 
Vertel wie je bent. Stel vragen. Schrijf de antwoorden kort op.
1. Hoe heet je? 
2. Waar woon je? 
3. Hoe lang woon jij hier? 
4. Heb je ........ ? 
5. ................. ?
6. ..................? 

Slide 16 - Slide

Dictee

thema 1
taak 3
opdracht 7
oefening 1

Slide 17 - Slide

14
28
16
37
54
99
11
38



Bingo

Slide 18 - Slide

Wie is het? 
1. Ben jij een man? 
2. Ben jij een vrouw?
3. Ben je jong? 
4. Ben je oud? 
5. Heb je bruine/blauwe/groene/grijze ogen? 
6. heb je korte/lange haren? 
7. heb je blonde/rode/donkere haren? 

Slide 19 - Slide