Les 6: samengestelde zinnen + infinitief

Werkwoordspelling
timer
10:00
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordspelling
Bekend - benieuwd - bewaard

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vorige les
  • Meervoudsvormen
  • Verkleinwoorden
Bekend - benieuwd - bewaard

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is het meervoud van alinea?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Schrijf zoveel mogelijk woorden op met twee meervoudsvormen

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Het meervoud van: braderie

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Deze les
  • Infinitief
  • Samengestelde zinnen



Bekend - benieuwd - bewaard

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Overleg met je buurman of buurvrouw. Wat betekent het infinitief volgens jullie?
Bekend - benieuwd - bewaard

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Overleg met buurman/buurvrouw
Wat is volgens jullie een samengestelde zin?
A
Een zin met alleen meerdere onderwerpen,
B
De belangrijkste zin in een alinea.
C
Een zin met meerdere persoonsvormen.
D
Ik zou het echt niet weten.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Op welke vragen zou jij graag antwoord willen krijgen deze les?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Enkelvoudige zinnen
  • Enkelvoudige zinnen zijn vaak vrij korte zinnen, waarin je één mededeling doet. 
  • Enkelvoudige zinnen hebben 1 persoonsvorm. Voorbeelden van enkelvoudige zinnen zijn:
  • Hierbij ontvangt u de factuur voor uw bestelling.
  • Wij hebben gisteren een nieuwe computer gekocht.
  • Deze plant moet je twee keer per week water geven.
Modeling/volledige instructie

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen
  • Een samengestelde zin is een zin met 2 of meer persoonsvormen
  • Een samengestelde zin bestaat uit 2 hoofdzinnen of een hoofdzin + bijzin.
  • Gebruik de getal- of tijdsproef en zoek de persoonsvormen in de volgende zinnen:
  • Hij faxte dat jullie gisteren heel goed bridgeden. 
  • Shelly eet een appel omdat ze honger heeft.
Modeling/volledige instructie

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin (HZ)

  • Staat onderwerp en persoonsvorm naast elkaar.
  • De persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats.


  • Voorbeeld:
  • Alle boeken van Harry Potter zijn beroemd.

Modeling/volledige instructie

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bijzin (BZ)

  • Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kunnen wel andere zinsdelen staan, maar dit hoeft niet.
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin.


  • Voorbeeld:
  • Weet je al of we vanavond uit eten gaan?

Modeling/volledige instructie

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 15 - Quiz

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Petra wil graag met haar moeder tennissen'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 17 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 18 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
2a [Mijn moeder heeft me straf gegeven,] want
2b [ik was een uur te laat thuis.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a en b zijn beide BZ
C
a is HZ, b is BZ
D
a is BZ, b is HZ

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

1a [Ik ben in Griekenland geweest], 1b omdat [mijn moeder daar is opgegroeid.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a is HZ, b is BZ
C
a is BZ, b is HZ
D
a en b zijn beide BZ

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Infinitief
  • Een infinitief is het hele werkwoord zoals je het in het woordenboek vindt. 
  • Er is nog niets mee gebeurd. 
  • De meeste infinitieven eindigen op -en; sommige eindigen op -n. 
  • Hij wil morgen al gaan.
  • Hij kan goed voetballen.
  • Mijn broer moet morgen optreden.
  • Het huilen stond hem nader dan het lachen.
  • Vissen is zijn lust en zijn leven.
Modeling/volledige instructie

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Met het infinitief bedoelen we ...
A
...een vervoegd werkwoord
B
...het hele werkwoord

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is het infinitief?
A
Geloof
B
Gelofen
C
Geloven
D
Geloofd

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is geen infinitief
A
Worden
B
Dansen
C
Dromen
D
Liepen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke onderdelen van werkwoordspelling vind jij nog lastig?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag!
  • Vind je samengestelde zinnen en het infinitief nog lastig? Maak dan de opdrachten op slide 27.
  • Liever aan de slag met eerdere stof ? Maak dan de opdrachten op slide 28.
  • Klaar? Werk dan verder in het opdrachtenboek.


Scaffolding

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag met het infinitief en samengestelde zinnen
  • Infinitief
https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/werkwoordspelling/de-spelling-van-de-infinitief-en-engelse-werkwoorden/

  • Samengestelde zinnen
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-samengestelde-zin-2/
Scaffolding

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag met stof uit vorige lessen
  • Meervoudsvormen

  • Verkleinwoorden

  • Persoonsvorm tt/vt
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-6-persoonsvorm/

  • Onvoltooid- / voltooide deelwoorden
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-onvoltooide-en-voltooide-deelwoorden-2/

Scaffolding

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.
Exit ticket

Slide 29 - Mind map

This item has no instructions

Schrijf op welke onderdelen jij nog lastig vindt.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Welke vraag over werkwoordspelling zou jij nog graag beantwoord hebben?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions