par 2 Handel in de Oost en de West

par 2 Handel in de Oost en de West
Handel in de Oost en de West
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

par 2 Handel in de Oost en de West
Handel in de Oost en de West

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt twee kenmerken noemen van de VOC en WIC en beschrijven hoe zij handel dreven.
  • Je kunt uitleggen waarom Europeanen op grote schaal in slaven handelden.
  • Je kunt beschrijven wat er gebeurde met mensen die tot slaaf waren gemaakt.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Grote handelsbedrijven
  • Rond 1600 veel vraag in Europa naar specerijen.
  • Nootmuskaat, foelie, peper, kruidnagel.
  • Prijzen hierdoor hoog.
  • Portugal haalde deze specerijen uit Azie.
  • Maakten veel winst.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Grote handelsbedrijven
  • Hollandse en Zeeuwse kooplieden wilden dat ook wel.
  • Kooplieden richtten samen bedrijven op voor de handel met Azie.

Slide 7 - Slide

Grote handelsbedrijven
  • Door samen te werken kon je dus de hoge kosten van een handelsreis naar Azie delen.
  • En als de reis geen succes werd, verloor je minder geld: je had immers niet in je eentje voor de hele handelsreis betaald.
  • Een reis naar Azie kon gevaarlijk zijn: er waren kapers en een schip kon bijvoorbeeld in een storm vergaan.
  • De winst werd verdeeld.

Slide 8 - Slide

Grote handelsbedrijven
  • Er kwamen dus veel verschillende bedrijven die naar Azie gingen om specerijen te kopen.
  • Hierdoor stegen in Azie de prijzen van de specerijen.
  • Daarom gingen in 1602 al deze bedrijven op in één compagnie (bedrijf): de Verenigde Oost-Indische Compagnie.

Slide 9 - Slide

V.O.C.
  • De Verenigde Oost-Indische Compagnie.
  • Opgericht in 1602
  • Handelsbedrijf gericht op Azie.
  • Monopolie (alleenrecht) op de handel met Oost-Indie (Azie).
  • Er was dus geen concurrentie meer tussen de kooplieden.
  • Goedkoop specerijen inkopen.

Slide 10 - Slide

Grote handelsbedrijven
  • Kooplieden uit Holland en Zeeland handelden ook met West-Indie (Afrika).
  • Daar kwamen suiker en tabak vandaan.
  • In 1621 werd de West-Indische Compagnie opgericht (WIC).

Slide 11 - Slide

W.I.C.
  • De West-Indische Compagnie.
  • Opgericht in 1621
  • Monopolie op de handel met 
       Afrika en Amerika.

Slide 12 - Slide

Grote handelsbedrijven
       De VOC en WIC hadden twee bijzondere kenmerken:
  • 1. Iedereen die geld investeerde in een compagnie kreeg een deel van de winst. Nieuw in deze tijd!
  • 2. De VOC en WIC hadden speciale rechten, namelijk een monopolie, recht om forten te bouwen, recht om oorlog te voeren, recht om verdragen te sluiten met inheemse vorsten.

Slide 13 - Slide

Grote handelsbedrijven
  • Omdat de Republiek door de VOC en WIC handelscontacten over de hele wereld had onstond er een wereldeconomie:
  • economie waarin landen van over de hele wereld producten verkopen aan elkaar.

Slide 14 - Slide

Kies uit WIC of VOC.

Handelde in rietsuiker en tabak
A
WIC
B
VOC

Slide 15 - Quiz

Kies uit WIC of VOC.

Handelde met West-Afrika
A
WIC
B
VOC

Slide 16 - Quiz

Wanneer werd de VOC opgericht?
A
1621
B
1602
C
1601
D
1618

Slide 17 - Quiz

Kies uit WIC of VOC.

Handelde in slaven
A
WIC
B
VOC

Slide 18 - Quiz

De VOC mocht oorlog voeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

De VOC en de WIC hadden geen last van concurrentie uit de Republiek.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt twee kenmerken noemen van de VOC en WIC en beschrijven hoe zij handel dreven.
  • Je kunt uitleggen waarom Europeanen op grote schaal in slaven handelden.
  • Je kunt beschrijven wat er gebeurde met mensen die tot slaaf waren gemaakt.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 21 - Slide

par 2 Handel in de Oost en de West
Maken vragen 1 t/m 5

Slide 22 - Slide

Handel in mensen
  • In de 17e eeuw beheersten Europese landen, waaronder Nederland, gebieden in Amerika.
  • Daar werden plantages gesticht, die winst moesten opleveren.
  • Een plantage is een groot landbouwbedrijf waar ze 1 gewas verbouwen, bijvoorbeeld katoen.

Slide 23 - Slide

Handel in mensen
  • Op de plantages werkten indianen, maar zij stierven aan het zware werk of ziektes.

Slide 24 - Slide

Handel in mensen
  • Als oplossing haalden Europese handelaren mensen uit West-Afrika en brachten hen als slaaf naar Amerika.

Slide 25 - Slide

Handel in mensen
  • Tussen 1500 en 1800 werden zo'n 12 miljoen Afrikanen als slaven naar Amerika vervoerd.
  • Deze slavenhandel was onderdeel van de driehoekshandel.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Handel in mensen
  • De driehoekshandel was de handel tussen West-Afrika, Amerika en Europa.
  • In West-Afrika kochten Europeanen slaven in ruil voor geweren, alcohol en koperen voorwerpen.
  • De slaven werden verkocht in Amerika waar zij op plantages moesten werken. Ook de WIC handelde in slaven.
  • De plantageproducten werden weer in Europa verkocht.

Slide 28 - Slide

Handel in mensen
  • In Suriname en op de Antillen waren veel plantages in bezit van mensen uit de Republiek.
  • De slaven kregen niets betaald voor het zware werk op de plantages.

Slide 29 - Slide

Handel in mensen
  • De handel in slaven & de producten van de plantages leverden de Europeanen veel geld op.
  • Ze hadden geen moeite met de slavenhandel en slavernij.
  • Afrikanen waren volgens Europeanen minderwaardig.
  • Dit omdat Europa voorliep op het gebied van techniek,
  • Daarnaast waren Afrikanen niet christelijk.

Slide 30 - Slide

Hoe noemen we deze handel ook wel?
A
Westelijke handel
B
Slavenhandel
C
Driehoekshandel
D
WIC

Slide 31 - Quiz


De Driehoekshandel bracht slaven van Amerika naar Europa.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Waar of niet waar:
De WIC deed mee aan de Driehoekshandel
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 33 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt twee kenmerken noemen van de VOC en WIC en beschrijven hoe zij handel dreven.
  • Je kunt uitleggen waarom Europeanen op grote schaal in slaven handelden.
  • Je kunt beschrijven wat er gebeurde met mensen die tot slaaf waren gemaakt.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 34 - Slide