This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Beeldende begrippen
COMPOSITIE
Klas 1
Slide 1 - Slide
Compositie
Compositie is een ander woord voor ordening of vlakverdeling. Waar zet je wat in het beeld?
In de muziek maakt een componist met losse muzieknoten composities.
Een kunstenaar zet ook losse onderdelen bij elkaar.
Je moet er 8 weten & kunnen herkennen
Slide 2 - Slide
1. Centrale compositie
Bij een centrale compositie staat het belangrijkste element in het midden van het beeldvlak. Je oog wordt direct naar 1 onderdeel van een (kunst)werk getrokken.
Slide 3 - Slide
Is dit een centrale compositie?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
2. Over-all compositie
Een overall compositie houdt in dat de beeldelementen zonder enige rangorde op het beeldvlak geplaatst zijn.
Overall is iets te zien.
Slide 5 - Slide
Wat voor compositie is dit?
A
Centrale compositie
B
Over-all compositie
C
Geen van beide
Slide 6 - Quiz
3. Diagonale compositie
Bij een diagonale compositie kan je een denkbeeldige diagonale lijn trekken langs de belangrijkste elementen van de compositie.
Slide 7 - Slide
4. Driehoeks compositie
Een driehoekscompositie heeft de belangrijkste elementen in de vorm van een al dan niet zichtbare driehoek staan.
Slide 8 - Slide
Hoe heet deze compositie vorm?
Slide 9 - Open question
5. Horizontale compositie
Bij een horizontale compositie kan je een denkbeeldige horizontale lijn (van links naar rechts) leggen langs de belangrijkste elementen van de compositie.
Slide 10 - Slide
6. Verticale compositie
Bij een verticale compositie kan je een denkbeeldige verticale lijn (van boven naar beneden) leggen langs de belangrijkste elementen van de compositie.
Slide 11 - Slide
Hoe heet deze compositie vorm?
A
Centrale compositie
B
Verticale compositie
C
Horizontale compositie
D
Over-all compositie
Slide 12 - Quiz
7. Statische compositie
De compositie is rustig en er worden vaak verticale en horizontale vormen en of houdingen voor gebruikt. De compositie oogt stijfjes.
Slide 13 - Slide
8. Dynamische compositie
De compositie lijkt beweeglijk. Er worden vaak diagonale vormen en of houdingen in gebruikt.
Slide 14 - Slide
Welke compositie is hier te zien?
A
Diagonale compositie
B
Centrale compositie
C
Driehoek compositie
D
Statische compositie
Slide 15 - Quiz
Welke compositie is hier te zien?
A
Horizontale compositie
B
Over-all compositie
C
Driehoek compositie
D
Verticale compositie
Slide 16 - Quiz
Welke compositie is hier te zien?
A
Statische compositie
B
Over-all compositie
C
Driehoek compositie
D
Dynamische compositie
Slide 17 - Quiz
Hoe heet deze compositievorm?
Slide 18 - Open question
Centrale compositie
Diagonale compositie
Horizontale compositie
Dynamische compositie
Slide 19 - Drag question
Composities
1. Centrale compositie
2. Over-all compositie
3. Diagonale compositie
4. Driehoekscompositie
5. Horizontale compositie
6. Verticale compositie
7. Statische compositie
8. Dynamische compositie
Slide 20 - Slide
Welk begrip past bij deze afbeelding?
A
Structuur
B
Arcering
Slide 21 - Quiz
Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Kruis arcering
B
Parallel arcering
C
Patroon
Slide 22 - Quiz
Welk begrip past bij deze afbeelding? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Structuur
B
Parallel arcering
C
Kruis arcering
D
Patroon
Slide 23 - Quiz
Wat voor lichtrichting is dit?
A
Zijlicht
B
Meelicht
C
Tegenlicht
Slide 24 - Quiz
Hoe heet de schaduw die op de ondergrond te zien is?
A
Eigen schaduw
B
Slagschaduw
C
Glimlicht
D
Silhouet
Slide 25 - Quiz
Glimlichten ontstaan door weerkaatsing van het licht op gladde voorwerpen. Op welke afbeelding zie je een glimlicht?
A
B
C
D
Slide 26 - Quiz
Welk lichteffect zien we hier?
A
plasticiteit
B
glimlicht
C
clair-obscure
D
gebroken schaduw
Slide 27 - Quiz
Op een kerstbal zie je altijd
A
Glimlicht
B
Boomlicht
C
Tegenlicht
D
Slagschaduw
Slide 28 - Quiz
Het hoedje toont plasticiteit door ...
A
het silhouet
B
het meelicht
C
de slagschaduw
D
de glimlichtjes
Slide 29 - Quiz
Welke vorm van lichttechniek is hier gebruikt
A
eigenschaduw
B
clair obscur
C
glimlicht
D
slagschaduw
Slide 30 - Quiz
Wat is een clair-obscur?
A
licht-donker contrast
B
lijnperspectief
Slide 31 - Quiz
clair obscur?
A
licht donker contrast
B
lijnperspectief
Slide 32 - Quiz
Welke lichtbegrippen zie je duidelijk in dit schilderij?
A
Zijlicht
B
Meelicht
C
Clair Obscur
D
Eigen schaduw
Slide 33 - Quiz
Hoe heten de schaduwen met een stipje?
A
Eigenschaduw
B
Slagschaduw
Slide 34 - Quiz
wat voor schaduw zie je hier?
A
kernschaduw
B
slagschaduw
C
eigenschaduw
D
gebroken schaduw
Slide 35 - Quiz
En wat voor schaduwen zie je hier?
A
Slagschaduw en eigenschaduw
B
Geen van beiden
C
Alleen slagschaduw
D
Alleen eigenschaduw
Slide 36 - Quiz
Tekst
Meelicht
Clair obscur
Slagschaduw
Eigen schaduw
Zijlicht
Slide 37 - Drag question
Sleep de woorden naar de juiste schaduw plek
Eigen schaduw
Slagschaduw
Slide 38 - Drag question
silhouette
Slagschaduw
Clair obscur
Slide 39 - Drag question
Zijlicht
Eigenschaduw
Slagschaduw
Slide 40 - Drag question
Sleep de begrippen naar de afbeelding die van toepassing zijn: