vos 2 - 42.1

bei Deutsch
2. Klasse 
Periode eins
Woche 42
Heute:
uitleg werkwoord sein
Duolingo/skribbl


1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

bei Deutsch
2. Klasse 
Periode eins
Woche 42
Heute:
uitleg werkwoord sein
Duolingo/skribbl


Slide 1 - Slide

boek vergeten?
online methode!
er staat een link naar het boek in Magister
ELO -> studiewijzer

Slide 2 - Slide

Ziel
Je kent het woordwoord sein in het enkelvoud

Slide 3 - Slide

Wat betekent
sein

Slide 4 - Open question

onthoud de gekleurde stukjes
Ich bin auf Schule.   Ik ben op school.
Du bist meine Freundin.   Jij bent mijn vriendin.

Slide 5 - Slide

Wat betekent
du

Slide 6 - Open question

Wat betekent
ich bin

Slide 7 - Open question

onthoud de gekleurde stukjes
Ich bin auf Schule.   Ik ben op school.
Du bist meine Freundin.   Jij bent mijn vriendin.
Er ist ein Jungen.   Hij is een jongen.
Sie ist ein Mädchen.   Zij is een meisje. 
Es ist 10 Uhr.   Het is 10 uur. 

Slide 8 - Slide

Wat betekent
er

Slide 9 - Open question

Wat betekent
es ist

Slide 10 - Open question

onthoud de gekleurde stukjes
ich bin     ik ben 
du bist     jij bent 
er ist     hij is 
sie ist    zij is 
  es ist     het is  

Slide 11 - Slide

onthoud de gekleurde stukjes
ich bin     ik ben 
du bist     jij bent 
er / sie / es ist     hij / zij / het is 
 

Slide 12 - Slide

Vertaal naar het Duits
jij bent

Slide 13 - Open question

sprechen
Zeg tegen je buurman/buurvrouw:
ik ben ...(naam)... en jij bent ...(naam)...

Ich bin ...(naam)... und du bist ...(naam)... 


timer
1:00

Slide 14 - Slide

Reflectie op de uitleg over werkwoorden
Hoe gingen de opdrachten?
Wat vond je ervan? 
Was het moeilijk?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Kies uit!
skribbl.io
in het Duits (German)
in tweetallen
of
Duolingo
of
SlimStampen

Slide 18 - Slide

der nächste Unterricht
Laptop / lader / boek / oortjes mee
uitleg werkwoord sein meervoud

Slide 19 - Slide

Ziel
Je kent het woordwoord sein in het enkelvoud

Hast du das Ziel erreicht?

Slide 20 - Slide

das Ende
Wat vond je van de les?

Wat vond je lastig?

Wat zou er beter kunnen?

Wat was er leuk?
kies een vraag en bedenk het antwoord

Slide 21 - Slide

tschüss!                   auf Wiedersehen!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide