This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Vandaag:
- Wat gaan we dit jaar doen?
- Bestaat er een Nederlandse identiteit?
- Opdrachten maken
Slide 1 - Slide
Lesboeken:
Pluriforme samenleving: tentamen.
Werk: praktische opdracht
Media: tentamen en examenstof.
Politiek: twee tentamens en examenstof.
Criminaliteit: tentamen en examenstof.
Slide 2 - Slide
Je mag schrijven in de boeken
Markeer met een gele stift belangrijke onderdelen in de tekst! Je moet namelijk veel uit je hoofd leren.
Elk hoofdstuk heeft een begrippenlijst en samenvatting die je zelf in kunt vullen: zie bijvoorbeeld blz. 14 en 15.
Slide 3 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je uitleggen wat een pluriforme samenleving is en hoe deze in Nederland zichtbaar is.
Slide 4 - Slide
Pluriforme samenleving
Aan het eind van deze les kun je uitleggen wat een pluriforme samenleving is en hoe deze in Nederland zichtbaar is.
Slide 5 - Slide
''Pluriform betekent veelvormig of divers. Een pluriforme samenleving is een samenleving waarin mensen leven met verschillende culturen, tradities en leefstijlen. Een typisch cultuurkenmerk is religie. Nederland kent veel religieuze stromingen.''
''Pluriform betekent veelvormig of divers. Een pluriforme samenleving is een samenleving waarin mensen leven met verschillende culturen, tradities en leefstijlen. ''
Slide 6 - Slide
Wat is volgens jou typisch Nederlands?
Slide 7 - Open question
Wat is cultuur?
Alle waarden, normen en aangeleerde kenmerken van een groep.
Slide 8 - Slide
Verschillende culturen
Nederland is een multicultureel land met vele culturen. Die verdelen wij onder in:
Dominante cultuur
Subculturen
Slide 9 - Slide
Dominante cultuur
De normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in een land
Bijvoorbeeld: de intocht van Sinterklaas of 's avonds rond zes uur warm eten
Maar ook: vrijheid van meningsuiting en gelijke behandeling van vrouwen
Slide 10 - Slide
Subculturen
Een subcultuur is de cultuur van een kleine groep binnen de samenleving, bijvoorbeeld door: muzieksmaak, land van herkomst, werk of geloof
Je gedraagt je volgens deze normen, waarden en gewoonten
Je hoort meestal niet bij één subcultuur
Slide 11 - Slide
Welke subculturen ken je?
Slide 12 - Open question
Cultuurverschillen door:
- Stad en platteland
- Inkomen en maatschappelijke positie
- Afkomst
- Leeftijd
- Mannen en vrouwen
- Godsdienst
Je behoort nooit tot maar één subcultuur!
Slide 13 - Slide
Komt discriminatie naar subculturen voor in Nederland?
Ja
Nee
Slide 14 - Poll
Identiteit
Wie ben ik?
Wie wil ik zijn?
Hoe denk je dat anderen jou zien?
Slide 15 - Slide
Wie jij bent wordt bepaald door drie dingen:
1. Socialisatie en internalisatie
Socialisatie: het aanleren van de cultuurkenmerken van een groep of samenleving. Bijvoorbeeld?
Internalisatie: aangeleerde waarden, normen en gewoonten zijn een automatisch deel van je gedrag geworden. Bijvoorbeeld?
Slide 16 - Slide
Hoe jij wordt / wie je bent wordt bepaald door drie dingen:
2. Identificatie: je wilt op iemand lijken en je neemt het gedrag van die persoon over.
Slide 17 - Slide
Hoe jij wordt / wie je bent wordt bepaald door drie dingen:
3. Karakter en ervaringen
Karakter: denk aan aangeboren kenmerken (druk, rustig, lief, et.)
Ervaringen: welke ervaring heeft jouw leven veranderd?
Slide 18 - Slide
Vandaag:
- Wat is de persoonlijke en groepsidentiteit?
- Opdrachten maken
- Filmpje kijken
Slide 19 - Slide
Persoonlijke identiteit
Deze is voor iedereen uniek en je het is een optelsom van allerlei kenmerken en eigenschappen.
Wie ben jij?
Slide 20 - Slide
Groepsidentiteit :
Je voelt je verbonden met een bepaalde groep mensen, omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt.
Wel of geen groepsidentiteit?
''Ik ben een Fries''
"Ik ben eigenwijs"
''Ik ben katholiek''
"Ik ben Ajaxied"
"Ik ben muzikaal"
Slide 21 - Slide
Saamhorigheid
Wij-gevoel: het gevoel dat je bij elkaar hoort.
Bijvoorbeeld?
Slide 22 - Slide
Wat kan een nadeel van het wij-gevoel zijn?
Slide 23 - Slide
Begrippen uit deze les
Persoonlijke identiteit
Groepsidentiteit
Saamhorigheid
Slide 24 - Slide
Kies en maak één taak:
1. Lezen blz. 6, 7, 8 en 9. Onderstreep of arceer de hoofdzaken.
2. Maken blz. 10, 11, 12 en 13.
3. Maak de samenvattingsopdracht op blz. 14 en 15.