Kleur de volgende woorden in je tekst (in de inleiding). Doe dit met een licht kleurtje. De woorden tussen haakjes zijn de woorden die erna komen in de zin.
Ze (geven)
Het (zijn)
Ze (terug)
Hun (schip)
Slide 9 - Slide
Waar verwijst de eerste 'ze' naar? (dag 2)
A
smaakje
B
kruiden
C
peper en kaneel
D
lekker
Slide 10 - Quiz
Waar verwijst 'het' naar? (dag 2)
A
voorbeelden
B
specerijen
C
couscous en peperkoek
D
planten
Slide 11 - Quiz
Waar verwijst de tweede 'ze' naar? (dag 2)
A
handelaren
B
negen maanden
C
Verre Oosten
D
specerijen
Slide 12 - Quiz
Waar verwijst 'hun' naar? (dag 2)
A
schip
B
ruim
C
heerlijke specerijen
D
handelaren
Slide 13 - Quiz
Zoeken in het stukje tekst over peper (dag 2)
Er zitten verwijswoorden in dit stukje tekst. Zoek er minimaal twee met je buurman of buurvrouw en onderstreep ze.
Slide 14 - Slide
Gevonden? (dag 2)
De verwijswoorden zijn:
Het (gedroogde)
Ze (zwart)
Ze (zo)
Slide 15 - Slide
Waar verwijst 'het' naar? (dag 2)
A
gedroogde besjes
B
peperkorrels
C
rood
D
besjes
Slide 16 - Quiz
Waar verwijst de eerste 'ze' naar? (dag 2)
A
rood
B
geplukt
C
specerijen
D
besjes
Slide 17 - Quiz
Waar verwijst de tweede 'ze' naar? (dag 2)
A
kruiden
B
specerijen
C
peper
D
duur
Slide 18 - Quiz
Denkvragen (dag 3)
* leerkracht modelt de eerste denkvraag (zie volgende dia)
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Denkvragen (dag 3)
* De tweede denkvraag (mijn ideeën) doe je samen met de leerkracht
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Denkvragen (week 2 dag 1)
* Denkvragen afmaken
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Week 2 dag 2 en 3
* Verwerking denkvragen..
* Visualiseren: zoek op internet naar informatie van de groei van een specerij. En maak daar mbv potlood/kleurpotloden een tekening over.