Een
tag is een korte vraag aan het einde van de zin.
In het Engels herhalen we:
de vorm van to be of het hulpwerkwoord (have, can, could) + persoonlijk vnw of there.
Staat er niet zo'n vorm in de zin, dan gebruik je een vorm van to do.
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)
(+) You're at school together, (-) aren't you?
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)
(-) You're not busy, (+) are you?