Specialisatie psychiatrie

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 4

True or false

1.  Ik vertel dadelijk 3 dingen over mijzelf, waarvan er 1 is gelogen.
2. Schrijf op welke gelogen is, bespreek samen de antwoorden. 
3.  Daarna mogen jullie 1 minuut vragen stellen om te achter halen waar ik over gelogen heb.
4. Schrijf op waarvan je denkt waar ik over gelogen heb. 

- wat vertelde je intuïtie? 

- welke aannames had je? 

- wat voor vragen helpen hierbij en wat voor vragen leveren niks op?

Opdracht

Ik ga zo een aantal handelingen verrichten. 

Kijk maar en schrijf op wat je mij ziet doen. 

Mogelijke handelingen: verlaat de ruimte, komt gehaast binnen, doorzoekt de ruimte, kijkt op z'n horloge, denkt na, kreunt, valt in een stoel, zucht en sloft de ruimte uit.

Vraag de deelnemers wat ze opgeschreven hebben. Waarschijnlijk noemen ze vooral interpretaties ("Hij baalt") en nauwelijks feitelijke observaties. Noteer hun opmerkingen zó op een flap dat zichtbaar wordt dat er sprake is van 2 categorieën en ga met ze in gesprek over feiten en interpretaties. Dat kan op verschillende manieren; wij zijn enthousiast over de volgende aanpak (zie illustratie):

1. Noteer links de feiten onder elkaar en rechts de interpretaties

2. Vraag de deelnemers wat het verschil is tussen die 2 kolommen. Leg het verschil uit én het belang daarvan bij het geven van feedback

3. Vraag ze op welke feiten hun interpretaties gebaseerd zijn en vul de lijst met feiten aan

4. Teken tussen de Feiten en Interpretaties een derde kolom: Filter (zie illustratie). Leg uit hoe alles wat wij waarnemen, gekleurd (of gefilterd) wordt door onze normen & waarden en onze persoonlijke ervaringen (geschiedenis). Dat gaat razendsnel en is een krachtig hulpmiddel om de werkelijkheid te duiden, maar het kent ook z’n nadelen, zeker als het op feedback aankomt.

Nabespreken op

Het verschil tussen waarnemen en interpreteren

Het belang hiervan bij het geven van feedback

Resultaten

Normaal en afwijkend gedrag

Geef aan of je de volgende gedragingen normaal of afwijkend vindt. Geef argumenten.

• Niet meer op straat durven, maar je weet niet waarom
  
• Tegels tellen als je naar je examen gaat; bij het juiste aantal slaag je
  
• Graffiti spuiten op viaducten, treinen, e.d.
  
• Eén keer per week douchen
  
• Elke dag tenminste vier keer in de bijbel of koran lezen
  
• Tegen iedereen die het maar horen wil over je incestverleden vertellen
  

• Tot je 25e je knuffelbeer mee naar bed nemen en in je armen sluiten
  
• Ontbijten met aardappelen, groente en vlees
  
• Twee zoenen geven i.p.v. drie bij feliciteren
  
• Niet naast iemand met een andere huidskleur in de trein willen zitten
  
• Piercings door wenkbrauwen, tong en lippen (of andere lichaamsdelen0 hebben
  

Wat is 'gestoord' gedrag?

Afwijken van sociale norm

Ongemak, lijden of bezorgdheid bij persoon zelf en/of omgeving

De persoon kan niet anders doen

Kenmerken gedrag passen in DSM-V model

Leervragen

Werk aan je competentieprofiel en profiel 21-eeuwse vaardigheden en ontwikkelplan. 

Vanuit je eigen ontwikkelplan zijn er leerdoelen

Volgende week

Presentie door collega

Leervragen voor lesinhoud

Jullie krijgen via blackboard een link naar les op Lesson-up

Verdieping over stoornissen

via E-learning

Gericht op jongeren, jullie eigen leeftijd.

Echter ook zeer informatief voor zorgverleners.

Zoek op: UMCG Psychiatrie MOOC

Zeer aanbevolen!