Schrijfvaardigheid - les 1

Schrijfvaardigheid - 
het betoog
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Schrijfvaardigheid - 
het betoog

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning blok Schrijfvaardigheid 
(21 januari t/m 19 februari)
21/22 januari
Voorkennis activeren 

25 januari t/m 29 januari
Het bouwplan
Het betoog
Tekst 'Opzouten met dat zout', blz. 120/121 van je boek
INLEVEREN: Leesverslag 3 - laatste les Nederlands van de week (dus 28 of 29 januari) - via mail

1 februari t/m 12 februari
Opdracht 3, blz. 121 van je boek
Voorbereiding op het tentamen

15 februari t/m 19 februari
Tentamen Schrijfvaardigheid (op school, 120 minuten)



Slide 2 - Slide

This item has no instructions


Noem vijf tekstdoelen

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Welke twee soorten titels ken je?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Welke twee functies heeft de inleiding?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

De inleiding van een tekst heeft twee functies: de aandacht trekken en het onderwerp introduceren.
Op welke manieren kun je de aandacht van de lezer trekken? Noem er ten minste drie.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

De inleiding van een tekst heeft twee functies: de aandacht trekken en het onderwerp introduceren. Op welke drie manieren kan je een onderwerp introduceren? Noteer ze alledrie.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Welke signaalwoorden horen bij het redengevend verband?
A
daarom, omdat, want, dus, dat blijkt uit, namelijk
B
kortom, samengevat, dus, daarom, al met al
C
maar, echter, toch, enerzijds...anderzijds
D
ook, tevens, bovendien, verder, om te beginnen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellend verband?
A
doordat, als gevolg van , het komt door, zodat, daardoor
B
daarom, omdat, derhalve, dus, want, immers, namelijk
C
maar, echter, niettemin, tegenstellend
D
dus, daarom, dat houdt in, concluderend

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Je krijgt een filmpje te zien over schrijfdoelen en tekstsoorten
Bij het betoog, de beschouwing en
de uiteenzetting horen de volgende schrijfdoelen:
A
Activeren, amuseren en informeren.
B
Overtuigen, opiniëren en informeren.
C
Activeren, overtuigen en informeren.
D
Overtuigen, amuseren en opiniëren.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welke tekstsoort weerlegt tegenargumenten? A betoog, B beschouwing, C uiteenzetting
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions