leesvaardigheid klas 1K

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

- Sprechen

- Wiederholen

- Sein

- Lesefertigkeit

- Machen

ik = ich

jij = du

hij = er

zij = sie

het = es

wij = wir

jullie = ihr

zij = sie

u = Sie

Enkelvoud

1. Du _______ hübsch!

2. Er ________ hübsch

3. Ich ____ sehr müde.

4. ____ du auch Student?

5. Petra ____ langweilig.

6. Du _____ lieb.

7. Wo ______ du? - Ich bin im Keller.

Anton heeft Lara de juiste telefoonnummer gegeven.

1. richtig (juist)
2. falsch (fout)

Er is een 'Café Mozart' in München en in Berlijn.

1. richtig (juist)
2. falsch (fout)

Robby komt uit Berlijn.

1. richtig
2. falsch

Lara en Robby zijn allebei 15.

1. richtig
2. falsch

Lara zegt een keer 'du' en een keer 'Sie' tegen Robby. Waarom?

Kies of de uitspraken 'richtig' of 'falsch' zijn.

richtig

fasch

Lara dacht eerst dat Robby misschien al volwassen is. Dan moet je 'Sie' zeggen.

Meisjes mogen niet 'du' tegen jongens zeggen.

Als je niet in dezelfde stad woont zeg je altijd 'Sie'.

Lara en Robby zijn even oud. Dan mag je 'du' zeggen.

Die 11-jährige Schwester heißt...

Die Mutter kommt aus ...

Der Vater ist ... von Beruf.

Der Vater kommt aus ...

Der Vater ist sehr ...

Mutter und Kind gehen ab und zu ins...

Die 13-jährige Schwester heißt ...

Stella

Museum

Francesca

streng

Italien

Deutschland

Polizist

Lara en Robby hebben allebei een bijbaantje.

1. richtig
2. falsch

Robby wil graag een professionele zwemmer worden.

1. richtig
2. falsch

Robby wil volgend jaar naar een bijzondere sportschool gaan. Hij moet dan dagelijks 5 uur rijden.

1. richtig
2. falsch

De moeder van Robby is blij dat hij naar de sportschool wil.

1. richtig
2. falsch

De hobby's van Lara zijn inline skaten, dansen en lezen.

1. richtig
2. falsch

Wat gebeurde het eerst?

Zet de uitspraken in de juiste volgorde.

1

2

3

4

5

Robby heeft post van de sportschool ontvangen.

Lara en Robby willen samen haar verjaardag vieren.

Robby heeft samen met zijn trainer een sollicitatie  naar de sportschool gestuurd.

Robby moet op de sportschool een aantal tests doen.

Robby moet nog met zijn moeder praten.

Lara krijgt eerst een bericht van...

1. Anton
2. Robby

Lara heeft geen bericht...

1. aan Anton gestuurd.
2. van Anton ontvangen.

Lara heeft ...

1. een foute telefoonnummer ontvangen.
2. een foute telefoonnummer opgeslagen.

Lara...

1. gaat naar alle waarschijnlijkheid niet met Anton coffie drinken.
2. gaat met Anton coffie drinken.

De moeder van Robby is erg boos. Waarom?
Schrijf het in het Nederlands op.
Schrijf hele zinnen!

Ik heb Robby bij de zwemclub afgemeld.

Robby kan echt heel goed zwemmen.

Ik wil eerst de sportschool zien.

Robby moet naar de sportschool gaan!

Ik ga mee naar Leipzig.

kennen lernen

Kaffee

Fahrkarte

Freitag

Café

Im Internet habe ich eine ... gekauft.

Am ... fährt Lara zurück.

Die Mutter von Robby will alle zu einem ... einladen.

Lara kann in Leipzig die Mutter von Robby  ... .

Lara fragt ihre Tante, wo ein schönes ... ist.

Schrijf een korte samenvatting van het verhaal in het Nederlands.

Geef het verhaal van Lara en Robby een passende Duitse titel.

Je bent nu klaar!