Kapitel 5 Schule und Schüler Woche 3

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Kapitel 5 Schule und Schüler

Was machen wir heute?

1. Hören

2. Lesen

3. Uhrzeiten

4. Aussprache

5. Plauderecke A

Grammatik Wiederholung (herhaling) 

DER kan je vervangen door ER (hij)

DIE kan je vervangen door SIE (zij)

DAS kan je vervangen door ES (het)

Das Hotel

1. er
2. sie
3. es

Felix und Lina

1. er
2. sie
3. es

Seine Schwester

1. er
2. sie
3. es

EEN = EIN of EINE

EEN wordt vertaald naar ein of eine

ein = mannelijk en onzijdig

eine = vrouwelijk

(krijgt dus een -e) 

GEEN = KEIN of KEINE

GEEN wordt vertaald naar kein of keine

kein = mannelijk en onzijdig

keine = vrouwelijk

(krijgt dus een -e) 

Frau

1. ein
2. eine

(een) Baby

1. Ein
2. Eine

(geen) Frage

1. kein
2. keine

Rangtelwoorden

2 t/m 19

getal + te

vierte, achte

vanaf 20

getal + ste

zwanzigste, einundzwanzigste

Uitzonderingen

erste = eerste

dritte = derde

achte = achtste

siebte = zevende

tweede

1. zweite
2. zweitte

derde

1. dritte
2. dreite

eerste

1. erste
2. einste

20ste

1. zwanzigte
2. zwanzigste

S. 54 Uhrzeiten Aufgabe 11.2

Twee woorden voor uur: Stunde en Uhr.

Uhr = kloktijden: es ist zwei Uhr.

Stunde = andere gevallen.

Hij heeft een uur gewacht: er hat eine Stunde gewartet. 

S. 54 Uhrzeiten Aufgabe 11.2

Het is drie uur: es ist drei Uhr

Het is half drie: es ist halb drei

Het is kwart over drie: es ist Viertel nach drei.

Het is kwart voor vier: Es ist Viertel vor vier.

Es ist viertel nach sieben

1. het is kwart voor zeven
2. het is kwart over zeven

Es ist Viertel vor neun

1. het is kwart over negen
2. het is kwart voor negen

het is tien uur

1. Es ist acht Stunde
2. Es ist neun Uhr
3. Es ist zehn Stunde
4. Es ist zehn Uhr

S. 51 Hören Aufgabe 10.2

Julio aus Spanien

1. Eerst de vragen doorlezen.

2. Uit context begrijpen waar het overgaat. 

S. 59 Hören Aufgabe 14.2

Populäre Irrtümer (vergissingen) in der Erziehung (opvoeding). 

Zet de titels in de juiste volgorde. 

De eerste vergissing krijgt 1, etc. 

Probeer uit context te begrijpen!

S. 51 Lesen Aufgabe 10.1

Dumm gelaufen: Lehrer verliert Mathe - Prüfungen 

(leraar raakt wiskunde toetsen kwijt)

1. lees eerst de vragen..

2. Dan pas de tekst lezen. 

S. 54 Lesen Aufgabe 11.1

Schulrucksack Plus

Bron 11 TB S. 21

Richtig oder Falsch?

1. eerst de vragen lezen, dan de tekst. 

S. 57 Aussprache Aufgabe 13.2

Luister naar de woorden en spreek ze na. 

sch spreek je uit als: sj  (schule)

sp spreek je uit als: schp (spielen)

S. 59 Aufgabe 14.1 Plauderecke A

S. 22 TB

Zinnen vertalen, gebruik S. 22 TB

Hoe heet jouw school? Wie heißt deine Schule?

Schrijf het eronder, boven, links rechts. Maakt niet uit waar. 

Hausaufgaben

- Hören 10.2 + 14.2

- Lesen 10.1 + 11.1

- Uhrzeiten 11.2

- 13.1 + 13.2 Ausspr.

- 14.1 Plauderecke A