De grote ken-je-filosofen-quiz

De grote ken-je-filosofen-quiz
1 / 40
next
Slide 1: Slide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

De grote ken-je-filosofen-quiz

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke twee filosofen zie je
hier in het midden van
links naar rechts?
A
Socrates en Plato
B
Plato en Aristoteles
C
Aristoteles en Plato
D
Plato en Socrates

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Boven de deur van welke filosofische school stond: "Vreemdeling, hier zal voor u goed toeven zijn, het hoogste goed hier is genot"?
A
Stoa
B
Die van Plato
C
Die van Aristoteles
D
Epicurisme

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welke filosoof werd gedwongen
een gifbeker in te nemen?
A
Plato
B
Socrates
C
Aristoteles
D
Epicurus

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waar kwamen de eerste natuurfilosofen vandaan?
A
Athene
B
Ephese
C
Milete
D
Sicilië

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

De natuurfilosofen hadden allen hun eigen 'oerstof' waaruit alles ontstaan zou zijn. Wat was die van Thales?
A
water
B
vuur
C
lucht
D
beweging

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

De natuurfilosofen hadden allen hun eigen 'oerstof' waaruit alles ontstaan zou zijn. Wat was die van Anaximenes?
A
water
B
vuur
C
lucht
D
beweging

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Heraclitus zei dat je niet twee keer in dezelfde rivier kon stappen. Waarom?
A
De eerste keer ga je al dood.
B
Als je dit eens gedaan hebt, wil je nooit meer.
C
Je kunt überhaupt niet in een rivier stappen, laat staan twee keer.
D
Het is dan niet meer dezelfde rivier.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Parmenides zei dat niets verandert en de zintuigen daarom onbetrouwbaar zijn; Heraclitus zei juist dat alles verandert en ze daarom wel betrouwbaar zijn. Empedocles heeft 'de oplossing':
A
3 oerstoffen worden vermengd en ontbonden, haat en liefde zorgen voor de processen.
B
3 oerstoffen worden vermengd en ontbonden, temperatuur en bewe-ging zorgen voor de processen.
C
4 oerstoffen worden vermengd en ontbonden, haat en liefde zorgen voor de processen.
D
4 oerstoffen worden vermengd en ontbonden, temperatuur en bewe-ging zorgen voor de processen.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wie zag getallen als de basis van alles?
A
Empedocles
B
Pythagoras
C
Democritus
D
Anaximander

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Democritus zag atomen als de basis van alles. Wat betekent atoom (ἀτόμος) letterlijk?
A
kleinste deeltje
B
deel
C
ondeelbaar
D
delig

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De stoa staat ook bekend om haar logica. Bekijk onderstaande en geef aan wat GEEN terechte conclusie is.
Als het regent, worden de straten nat.
A
De straat is niet nat, dus het heeft niet zojuist geregend.
B
De straat is nat, dus het heeft zojuist geregend.
C
Het regent, dus de straat wordt nat.
D
Alle conclusies zijn correct.

Slide 12 - Quiz

De straat kan ook ergens anders nat van worden.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Waarom weet Zeno niet wat een presocraticus is?
A
Hij behoort zelf niet echt tot de presocratici.
B
Hij was al dood voordat Socrates geboren werd.
C
Hij vond niet dat zij een pré hadden t.o.v. Socrates.
D
De term is pas later bedacht.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Veel van Socrates' gesprekken eindigen in ἀπορία. Wat is dat?
A
Frustratie
B
Het opgeven
C
Niet meer weten hoe het zit.
D
De vraag aan Socrates om uit te leggen hoe het zit.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Waarmee werd Socrates wel vergeleken?
A
een horzel
B
een peuter
C
een wesp
D
een aap

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Waarom is het boek van Socrates leeg?
A
Het boek is bedoeld om aantekeningen in te maken.
B
Socrates kan zelf niet schrijven.
C
Je kunt niets leren uit een boek.
D
Leren is voor mensen die zelf niet kunnen nadenken.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Vul Socrates' beroemde uitspraak aan: Ik weet slechts één ding en dat is ...
A
dat ik niets weet.
B
we uiteindelijk allemaal sterven.
C
voor mij genoeg.
D
dat kennis niet bestaat.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Je zag zojuist een afbeelding van de grotmetafoor. Van wie komt deze?
A
Aristoteles
B
Plato
C
Socrates
D
Parmenides

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welk element uit de afbeelding staat symbool voor de dingen op aarde?
A
De voorwerpen die gedragen worden.
B
De schaduwen op de muur.
C
De dingen boven de grond.
D
De zon.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de Idee stoel NIET?
A
perfect
B
iets waar de stoelen op aarde deel aan hebben
C
iets waar de stoelen op aarde een afspiegeling van zijn
D
Iets waar je fysiek op kunt zitten.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is volgens Plato de beste staatsvorm?
A
democratie
B
aristocratie
C
oligarchie
D
timocratie

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

In Plato's ideale staat heb je drie categorieën mensen. Welke is daar niet eentje van?
A
filosoof-koningen
B
wachters
C
leraren
D
werkers

Slide 27 - Quiz

filosoof-koningen krijgen wel les, maar dat is van andere filosoof-koningen; het is geen aparte categorie.
Hoe denkt Plato over kunst?
A
nuttig om het volk bezig te houden
B
moet totaal verboden worden
C
moet gecensureerd worden
D
bestaat überhaupt niet

Slide 28 - Quiz

alles wat menselijke zwaktes uitbeeldt, moet verboden worden.
Plato sprak van Ideeën, Aristoteles van ...
A
Dingen
B
Zaken
C
Vormen
D
Vragen

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

De man van de cartoon had de filosofie van ... toch nog niet helemaal begrepen.
A
het epicurisme
B
Plato
C
Socrates
D
de Stoa

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Met welk ezelsbruggetje kan iemand de volgorde van de filosofen Plato, Socrates en Aristoteles onthouden?
A
SPA
B
PAS
C
SAP
D
APS

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hoogste idee?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Het hoogste idee van Plato is
A
het ware
B
het schone
C
het goede
D
het al

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Aristoteles onderscheidt vier oorzaken. Wat is bij een eettafel de doeloorzaak?
A
Hout
B
Dineren
C
Ontwerp
D
Houtbewerking

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Aristoteles onderscheidt vier oorzaken. Wat is bij een eettafel het hout?
A
materiële oorzaak
B
doeloorzaak
C
formele oorzaak
D
bewerkstellende oorzaak

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat is volgens Aristoteles het belangrijkst?
A
leven vol lust en genot
B
leven als vrij en verantwoordelijk burger
C
leven als onderzoeker en filosoof
D
een gulden middenweg tussen deze drie

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Waar is de Stoa naar vernoemd?
A
een school
B
een poort
C
een zuilengalerij
D
een plein

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet de techniek die Socrates toepaste?
A
vroedvrouwtechniek
B
Gestapotechniek
C
detectivetechniek
D
gewetenstechniek

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Waar werd Socrates NIET van beschuldigd?
A
niet erkennen van de Atheense goden
B
bederven van de jeugd
C
misleiden van de jeugd
D
bestelen van de Atheense leiders

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions