Er zijn vier soorten veren: donsveren, dekveren, slagpennen en staartveren. Elke soort veer heeft een eigen functie en uiterlijk:
De donsveren dienen om de vogel warm te houden.
De dekveren bedekken het lichaam van de vogel. Dankzij de dekveren zit er nergens een open plek in het verenpak, anders zou de vogel nat en koud kunnen worden.
De slagpennen vormen de vleugels en staartpennen de staart. Slagpennen moeten stevig zijn, anders kan de vogel niet goed vliegen. De schacht is daarom dikker waardoor veel kracht gezet kan worden. Zo kan het dier stijgen en versnellen. Slagpennen zitten vast in het bot. De staartpennen helpen ook met het opstijgen en dienen daarnaast om te sturen, remmen en stabiel te vliegen.