At the restaurant- Order

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 3,4

Our plan for today:

• Listening
• Writing (15 mins)
• Break (10 mins)
• Speaking preparation (10 mins)
• Grammar (this/that)
• Blooket

Watching & Speaking English.

Kijk en luister naar de video op de volgende slide en beantwoord de vragen in Lesson up

Wat heeft de mevrouw in dit filmpje besteld?

1. een carpaccio salade en biefstuk met patat
2. groentesoep en gegrilde vis
3. een groente salade en lasagne
4. alleen een bordje patat

Wat is het Engelse woord voor "gerecht"?

1. meal
2. food
3. plate
4. dish

Hoe vraag je beleefd of iemand het zout kan doorgeven?

1. Give me the salt!
2. Where is the salt?
3. Could you pass the salt, please?
4. Salt, now!

Hoe bestel je een glas water bij de ober?

1. I want water!
2. Could I have a glass of water, please?
3. Give me water!

Vocabulary @ the restaurant

menukaart

1. menu
2. cart
3. book of food
4. list of food

ober

1. bringer
2. helper
3. foodrunner
4. waiter

drankjes

1. drunks
2. dranks
3. beverages
4. drinks

bord

1. board
2. bord
3. spoon
4. plate

bestek

1. cutlery
2. spoonnery
3. spon- fork- nife
4. spoon- fork- knife

voorgerecht

1. starter
2. beforedish
3. foredish
4. firster

hoofdgerecht

1. head dish
2. head plate
3. main dish
4. main plate

nagerecht

1. desert
2. dessert
3. afterdish
4. toetje

What: Write a conversation (gesprekje) at a restaurant

How: In the worksheet (werkblad) in pairs (tweetallen)

When: 15 mins

Help:  Stepping Stones (book p. 168-169)

Done: 1. Kom naar mijn bureau. 

              2. You can read or draw something.

PRESENTATION

What: 1. Work on your presentation

              2. If it is ready work on your cheat sheet (spiekbriefje)

How: In your laptop. Use Google and Powerpoint

When: 10 mins

Help:  Als je een vraag hebt, kom dan naar mijn bureau

Done: Send the PPT to the teacher!

'this' & 'that' gebruik je voor

1. meervoud
2. enkelvoud

'these' & 'those' gebruik je voor

1. meervoud
2. enkelvoud

	Dichtbij	Ver weg
Enkelvoud
Meervoud

This

That

These

Those

This - These

• here

• Op basis van de context is het dichtbij

That - Those

• (over) there

• Op basis van de context is het ver weg

Can you see ___ present here?

1. this
2. that
3. these
4. those

Do you see ______ children over there?

1. this
2. that
3. these
4. those