H5.4 Machtige koningen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Opdracht-3
a.
 Wie hadden in de 17e eeuw in de meeste Europese landen de macht?
A De adel.
B Koningen.
C Regenten.
D Stadhouders.

Slide 2 - Slide

Opdracht-3
b.
Het koningschap is erfelijk. Wat betekent dat?
Erfelijk koningschap betekent dat het oudste kind van de huidige koning(in) de nieuwe koning(in) wordt.

Slide 3 - Slide

Opdracht-4
a.
Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: de adel • het bestuur • het leger.
Tot in de 16e eeuw moesten koningen hun macht delen met .........
Die hielp de koning bij ........ Edelen voerden hun eigen mannen aan
in .........

Slide 4 - Slide

Opdracht-4
a.
Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: de adel • het bestuur • het leger.
Tot in de 16e eeuw moesten koningen hun macht delen met de adel.
Die hielp de koning bij het bestuur. Edelen voerden hun eigen mannen aan
in het leger.

Slide 5 - Slide

Opdracht-4
b.
Koningen wilden graag een centraal bestuur. Wat past bij een centraal bestuur? Twee antwoorden zijn goed.
A De adel wordt belangrijker in het bestuur.
B De koning bestuurt het land vanuit zijn paleis.
C De koning moet voor het heffen van belasting toestemming vragen.
D De wetten gelden voor alle inwoners van een land.
E Gewesten hebben eigen wetten en heffen zelf belasting.

Slide 6 - Slide

Opdracht-4
b.
Koningen wilden graag een centraal bestuur. Wat past bij een centraal bestuur? Twee antwoorden zijn goed.
A De adel wordt belangrijker in het bestuur.
B De koning bestuurt het land vanuit zijn paleis.
C De koning moet voor het heffen van belasting toestemming vragen.
D De wetten gelden voor alle inwoners van een land.
E Gewesten hebben eigen wetten en heffen zelf belasting.

Slide 7 - Slide

Opdracht-5
a.
Wat is absolute macht?
A De macht is in handen van alle burgers.
B De macht is in handen van de adel.
C De macht is in handen van de regenten.
D De macht is in handen van één persoon.
b.
Hoe heet de vorm van bestuur waarbij de koning alle macht heeft?
Absolutisme.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Opdracht-6
a.
Hoe is Lodewijk XIV afgebeeld?
A Als een gouden bewaker van het paleis.
B Als een gouden zon met zonnestralen.
C Als een koning met een gouden kroon op zijn hoofd.
D Als een vliegende engel met gouden vleugeltjes.

Slide 10 - Slide

Opdracht-6
a.
Hoe is Lodewijk XIV afgebeeld?
A Als een gouden bewaker van het paleis.
B Als een gouden zon met zonnestralen.
C Als een koning met een gouden kroon op zijn hoofd.
D Als een vliegende engel met gouden vleugeltjes.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Opdracht-6
b.
Leg uit dat dit symbool goed bij Lodewijk XIV past.

Slide 13 - Slide

Opdracht-6
b.
Leg uit dat dit symbool goed bij Lodewijk XIV past.
Lodewijk XIV had alle macht en was het middelpunt van het
bestuur, net zoals de zon het middelpunt van ons zonnestelsel
is.

Slide 14 - Slide

Opdracht-7
b.
Hoe bestuurden absolute koningen hun land? Maak de tekst kloppend.
Ambtenaren / Edelmannen hielpen de koning bij het bestuur. In het hele land golden dezelfde / verschillende wetten. De koning voerde oorlogen met het leger van de adel / zijn eigen leger. Het land werd vanuit één plaats / meerdere plaatsen bestuurd.

Slide 15 - Slide

Opdracht-7
b.
Hoe bestuurden absolute koningen hun land? Maak de tekst kloppend.
Ambtenaren / Edelmannen hielpen de koning bij het bestuur. In het hele land golden dezelfde / verschillende wetten. De koning voerde oorlogen met het leger van de adel / zijn eigen leger. Het land werd vanuit één plaats / meerdere plaatsen bestuurd.

Slide 16 - Slide

Opdracht-8
a.
Lodewijk XIV had in Frankrijk de absolute macht. Welke twee andere Europese landen werden in de 17e eeuw bestuurd door een absoluut vorst?
A De Republiek.
B Engeland.
C Pruisen.
D Rusland.
E Zweden.

Slide 17 - Slide

Opdracht-8
b.
Welke overeenkomst is er tussen de maatregelen van de drie absolute vorsten?
A Alle vorsten gaven de adel belangrijke banen in het bestuur.
B Alle vorsten stopten veel geld in de wetenschap.
C Alle vorsten verboden alle godsdiensten behalve één.
D Alle vorsten voerden veranderingen door in het leger.

Slide 18 - Slide

Opdracht-9
Welke verschillen waren er tussen het bestuur van de Republiek en het bestuur van Frankrijk in de 17e eeuw? Vul het schema in.

Slide 19 - Slide

Opdracht-10
• Ik kan uitleggen wat het betekent als een koning absolute macht heeft.
a.
Vul de zinnen aan.
Een koning met absolute macht mag alle beslissingen zelf nemen.
Deze manier van besturen heet absolutisme.

Slide 20 - Slide

Ik kan uitleggen op welke twee manieren sommige koningen meer macht probeerden te krijgen.

Slide 21 - Slide

Opdracht-10

c.
Vat zo kort mogelijk samen om welke drie redenen de Republiek op het gebied van geloof en bestuur anders was dan de meeste Europese landen in de 17e eeuw. Gebruik steekwoorden.
Burgers besturen / er is geen koning.
Geen centraal bestuur.
Verdraagzaamheid.

• Ik kan uitleggen dat de Republiek op het gebied van geloof en bestuur anders was dan de meeste Europese landen in de 17e eeuw.

Slide 22 - Slide

Pak je agenda!
H6 | Revolutie! Alles moet anders
lezen blz. 118-119
maken opdrachten 1 t/m 3

H6.1 | Frankrijk voor de revolutie
lezen Blz. 122-129
maken  opdrachten 3 t/m 6
  • PWW-3 | Hfd.5.4; 6.1, 6.2 en 6.3

Slide 23 - Slide