havo 2 Nederlands periode 2 Grammatica: herhaling, bijwoord en werkwoorden.

Nederlands klas 2 periode 2: 
Binnen = Beginnen 

- Jas uit en in je kluis
- Telefoon in de telefoontas
- Tassen op de grond
- Boeken en schrift op tafel
- Aan de slag: 

1. Maak opdracht 4 (blz. 31)
2. Maak opdracht 4 (blz. 248)
3. Maak opdracht 6 (blz. 249)
    
timer
15:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Nederlands klas 2 periode 2: 
Binnen = Beginnen 

- Jas uit en in je kluis
- Telefoon in de telefoontas
- Tassen op de grond
- Boeken en schrift op tafel
- Aan de slag: 

1. Maak opdracht 4 (blz. 31)
2. Maak opdracht 4 (blz. 248)
3. Maak opdracht 6 (blz. 249)
    
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Toets toetsweek gym

Toets grammatica in de toetsweek: 

zinsdelen: hoofdstuk 1 t/m 6
woordsoorten: hoofdstuk 1 t/m 6
De Brug: woordsoorten & zinsdelen van vorig jaar. 

 

timer
1:00

Slide 2 - Slide

Opdracht 4 (blz. 31)
Lees het gedicht. 1. Tel alle zn, ww, vz ,pers. vnw. ,bez. vnw. en noteer de  aantallen. 

Onzichtbaar zijn de draadjes
Die mij verbinden met mijn zusje
een blik, een aai, een kusje
maar ook een duw, een mep...
Wat ik met mijn zusje heb
is heel speciaal
Een soort geheime taal, 
onverstaanbaar voor een ander. 

Slide 3 - Slide

Toets toetsweek havo
- Nakijken (nakijkboekje of ELO)

Toets grammatica in de toetsweek: 

zinsdelen: hoofdstuk 1 t/m 3 + 5
woordsoorten: hoofdstuk 1 t/m 6
De Brug: woordsoorten & zinsdelen van vorig jaar. 

 

timer
1:00

Slide 4 - Slide

Geef
  • werkwoord
  • persoonlijk voornaamwoord 
  • persoonlijk voornaamwoord 
je
jas
mij
  • bezittelijk voornaamwoord
mijn
  • zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Voorbeelden: 
1. Dat zijn mijn boeken en dat zijn de jouwe

2. Deze mensen zijn hun jassen vergeten, maar daar hangt de mijne

3. Waarom zijn we onze jassen vergeten? 

4. Ik ben naar haar gereden, zodat wij onze jassen terug konden krijgen. 

Slide 8 - Slide

Vragend voornaamwoord 

Slide 9 - Slide

Aanwijzende voornaamwoorden
Zoals het woord al zegt, wijst het aanwijzend voornaamwoord iets of iemand aan. De meest gebruikte aanwijzende voornaamwoorden zijn: 
deze, die, dit en dat

Andere aanwijzende voornaamwoorden zijn: 
zulke, dergelijke, zo’n, dezelfde

Slide 10 - Slide

Huiswerk donderdag
1. Maak opdracht 4 (blz. 31)
2. Maak opdracht 4, 5 & 6 (blz. 248 -249)


 

timer
1:00

Slide 11 - Slide

Maak een goed lopende zin met het volgende bouwplan:

pers. vnw - hww - vz - bez. vnw - zn - zww.

Slide 12 - Open question