Paragraaf 4.6: Onderzoek naar evolutie

Paragraaf 4.6: Onderzoek naar evolutie
Basisstof 6: Onderzoek naar evolutie
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 4.6: Onderzoek naar evolutie
Basisstof 6: Onderzoek naar evolutie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Ik kan verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten.
  2. Ik kan enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap uitleggen.
  3. Ik kan een stamboom en een cladiogram aflezen en construeren.

Slide 2 - Slide

Homologie
Homologe structuren lijken op elkaar, in verschillende diersoorten

Organen zijn alleen homoloog als dezelfde structuur aanwezig was in de laatste gemeenschappelijke voorouder: Verwantschap

Slide 3 - Slide

Homologe organen

Slide 4 - Slide

Analoge organen
Organen die een overeenkomstige functie hebben in twee organismen, maar die evolutionair onafhankelijk van elkaar zijn ontwikkeld zijn analoog.

Dezelfde functie, andere structuur

Slide 5 - Slide

Analoge organen

Slide 6 - Slide

Rudimentaire organen
  • Rudimentaire organen zijn organen die door aanpassingen hun functie hebben verloren, maar niet geheel zijn verdwenen.
  • Duidt op een gemeenschappelijke voorouder
  • Dijbenen bij de walvis, het staartbeen bij de mens.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Cladistiek (evolutionaire stamboom)

Slide 10 - Slide

Verwantschap in stambomen

Slide 11 - Slide

Fossielen - Radioactieve isotopen

Het onstabiele C14 atoom vervalt na de dood van de plant of het dier in C12.
Verhouding C14 - C12 zegt iets over de ouderdom van een fossiel 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Aan de slag!
Opdracht 88 - 90 - 91 - 93

Begrippenlijst 4.6 -> volgende les af!

Slide 14 - Slide