Economisch bekeken - H1.5. De bank betaalt - K

1.5. De bank betaalt
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.5. De bank betaalt

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

  • Ik ken het verschil tussen een werkgever en werknemer.
  • Ik ken de rechten en plichten die een werknemer en werkgever heeft.
  • Ik weet dat jongeren minderen uren per week mogen werken dan
      volwassenen.
  • Ik weet wat voor soort werk verboden is voor jongeren.
  • Ik weet wat minimum(jeugd)loon inhoudt.

Paragraaf 1.4 Bijverdienen

Slide 3 - Slide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.4

7.      A.
€ 22,80 : 100 = € 0,228 per adres
              € 0,228 × 110 = € 25,08 per week
                 € 25,08 : 6 = € 4,18 per dag
         B.
€ 4,18 + € 1 = € 5,18.
         C.
Haar loon in natura bestaat uit een gratis abonnement voor de krant.

8.      A. € 550,- per maand
         B.
€ 1.115,95 per maand x 3 maanden = € 3.347,85 per 3 maanden
         C.
€ 34,96 / 8 uren = € 4,37 per uur. Uit de tabel kun je aflezen dat
                Nick 18 jaar is.

Slide 4 - Slide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.4
9.







10.      A.
Veel klanten van de bank voelen zich niet op hun gemak
                   bij iemand die zich zo presenteert.
            B.
Eigen antwoord

Slide 5 - Slide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.4


11.    A. Nee, Britt mag maar 2 uur werken na schooltijd.
          B. Ja, ze werkt niet meer dan zeven uur per dag, 35 uur per week en 4
               weken in de vakantie.
          C. Riad mag maximaal 4 weken lang 35 uren per week werken.
               4 weken x 35 uren = 140 uren
               140 uren x €2,- per uur = € 280,- 💰
         D. Als hij meer dan drie keer per week of 24 keer per jaar moet optreden.
                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                             

Slide 6 - Slide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • verschillende redenen noemen om te sparen.
  • uitleggen wat rente is.
  • rente berekenen.
  • uitleggen hoe banken geld verdienen.
Wat gaan we leren?

Slide 7 - Slide


SPAAR JIJ?

Slide 8 - Open question

  • Sparen voor een grote uitgave

  • Sparen voor een onverwachte 
      uitgave

  • Sparen voor de rente
Waarom sparen mensen?

Slide 9 - Slide

Sparen levert rente op. Rente is een beloning voor het sparen. Rente wordt ook wel intrest genoemd.

De hoogte van de beloning (rente) is afhankelijk van:
  • het rentepercentage.
  • de hoogte van het spaarbedrag.
  • hoelang je al geld hebt staan op je spaarrekening.
Wat levert sparen op?

Slide 10 - Slide

Heeft sparen voor rente nog zin?

Slide 11 - Slide

rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1? 

  • Hoe reken je dit uit?
OPDRACHT

Slide 12 - Slide

rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1? 

  • Stap 1: Reken 1% uit!
    Spaarbedrag : 100 =  Uitkomst (1%)
  • Stap 2: Vermenigvuldig met het gegeven rentepercentage 
  • Uitkomst stap 1 x rentepercentage =  rentebedrag
  • Oplossing
  • € 1.000 / 100 x 4% = € 40,-
ANTWOORDEN

Slide 13 - Slide



Spaarrekening
  • Geen vast rentepercentage
  • Geen vaste looptijd
  • Opnemen en storten is
      altijd mogelijk


Spaardeposito
  • Vast rentepercentage
  • Vaste looptijd
  • Opnemen en storten tijdens
     de looptijd niet mogelijk        
Spaarvormen
Flexibel!
Je kan altijd bij je geld!
Niet flexibel!
Je kan pas bij je geld na de looptijd!

Slide 14 - Slide

OPDRACHT
timer
15:00
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5)
     in duo's!
  • Na 10 minuten gaan we de vragen bespreken!




  • Klaar? Dan kun je alvast beginnen met de
     toepassingsvragen. Dan hoef je thuis minder te doen!

Slide 15 - Slide

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
1.      A. Jamilla moet 9 maanden sparen.
          B. 2 jaar is gelijk aan 24 maanden. € 1.200,- / 24 maanden = €50,-
               per maand. Jamilla moet 2 jaar lang €50,- per maand sparen.
          C. Ze heeft geen geld voor dure aankopen of onverwachte uitgaven.

2.      A. Meerdere antwoorden mogelijk.
               Voorbeeld: Thuis kan je geld gestolen worden. Bij de bank is deze
               kans kleiner.
         B.  De bank maakt winst door haar spaargeld aan iemand anders uit
               te lenen.
              

 

Slide 16 - Slide

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
3.      A. 1% rente = € 2.100,- / 100 = € 21,-.
               3% rente = € 21,- x 3 = € 63,- rente.
               Jamilla krijgt na een jaar € 63,- aan rente.
          B. 1% rente = € 5.600,- / 100 = € 56,-.
               4% rente = € 56,- x 4 = € 224,- aan rente.
               Jamilla krijgt na een jaar € 244,- aan rente.

4.      A. Spaarder 2 krijgt meer rente dan spaarder 1, omdat zijn
               rentepercentage hoger is.
          B. Beide spaarders krijgen nu ook rente over de rente die ze eerder
               kregen. Zij hebben meer geld op hun spaarrekening staan.
   




Slide 17 - Slide

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
5.      A. Jamilla krijgt een hoger rentepercentage, omdat ze haar geld
               een jaar lang niet kan opnemen.
          B. Jamilla krijgt ook extra rente als ze een kwartaal geen geld
               opneemt.
 
   




Slide 18 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken toepassingsvragen 6 t/m 12 van hoofdstuk 1.5 de bank betaalt op bladzijde 26 en 27.

Huiswerk

Slide 19 - Slide

Bedankt en succes vandaag!

Slide 20 - Slide