3.1 en 3.2 en 3.3 Verhoudingen herkennen, rekenen met verhoudingstabellen, in verhouding vergelijken

Rekenen
3.1 Verhoudingen herkennen
3.2 Rekenen met verhoudingstabellen
3.3 In verhouding vergelijken


1 / 17
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Rekenen
3.1 Verhoudingen herkennen
3.2 Rekenen met verhoudingstabellen
3.3 In verhouding vergelijken


Slide 1 - Slide

Programma
Instapsom
Oriëntatie
Uitleg
Oefenen
Opdrachten maken
Bespreken/evaluatie

Slide 2 - Slide

Instapsom (niet gebruiken)
In tweetallen/drietallen vragen beantwoorden:
1. Wie is goedkoper: DA of Etos?
2. Hoeveel scheelt dat per 100 tandenstokers?

  1. DA: 100 voor 9,59 <-> Etos: 200 voor 10,99
  2. DA: 100 voor 9,59, Etos: 100 voor 5,50
  • verschil 9,59 - 5,50 = 4,09 Etos goedkoper



Slide 3 - Slide

Even kraken....
Hint:
  • Een bewerking van het 1e en 2e getal geeft de uitkomst van het 3e getal
  • Het antwoord is 40
  • Pas de formule (A+B)x(A-B)=C toe op de horizontale lijnen. 
  • Óf:  (a x a) - (b x b) = C

Slide 4 - Slide

Oriëntatie
  • Je herkent verhoudingen die gelijk zijn aan elkaar.
  • Je leert rekenen met verhoudingstabellen.
  • Je leert rekenen in een verhoudingstabel via 1 of een ander handig getal.
  • Je kunt verhoudingentaal omzetten in rekentaal en andersom.
  • Je leert prijzen of hoeveelheden vergelijken met behulp van een verhoudingstabel.


Slide 5 - Slide

Uitleg
  • Om slasaus te maken, meng je azijn en slaolie in de 
  • verhouding 1 staat tot 3. Je schrijft dit als 1 : 3.
  • Aan de volgorde van de getallen en woorden kun je zien welk getal bij welk woord hoort.
  • Meng je 4 lepels azijn met 12 lepels slaolie dan is de verhouding ook 1 : 3.
  • De verhouding 4 : 12 is gelijk aan de verhouding 1 : 3.
  • Verhoudingen worden met gehele getallen genoteerd.
  • Bij dit voorbeeld is 1 : 3 de kleinste verhouding.

Slide 6 - Slide

Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd:
2 van de 5           /       2 per 5         /          2 op de 5 

Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander.
In totaal krijg je 5 delen.

Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander.
Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 7 - Slide

Wat is de kleinste verhouding van
blauw : wit ?
A
4 : 5
B
2 : 2,5
C
1 : 1,25
D
8 : 10

Slide 8 - Quiz

Wat is de kleinste verhouding witte kralen: zwarte kralen?

Slide 9 - Mind map

Geef de kleinste verhouding blauw : wit

Slide 10 - Open question

Wat is de verhouding?

Slide 11 - Open question

Maak de volgende verhouding zo klein mogelijk :
32 : 128

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Verhoudingstabel met tussenstap

Slide 14 - Slide

In verhouding vergelijken

Slide 15 - Slide

Opdrachten
3.1 (2, 8, 13)
3.2 (5, 10, 12)
3.3 (3, 10, 16)
-> Verkorte route!

Slide 16 - Slide

Bespreken/evaluatie

Slide 17 - Slide