Wereldoriëntatie 7/8 - Algemeen tekstbegrip | 'Schilder de oudheid, je gevoel, de waarheid'


Ik wil meer weten!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Introduction

Digibordles

Items in this lesson


Ik wil meer weten!

Slide 1 - Slide

Ik weet welke verschillende grote (westerse) kunststijlen er tussen het jaar 1400 en 1960 waren.

Slide 2 - Slide

Wat valt je op aan de vorm, de kopjes, de titel en de plaatjes?

Wat is dit voor tekst?
Hoe ga je deze tekst lezen?
Waar denk je dat het over zal gaan, waarom denk je dat?
Wat weet je er al van?
Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst?
Wat weet je al over dit onderwerp?

Slide 3 - Slide

 Schrijf je vragen op een post-it (één vraag per blaadje) en plak ze op de
vragenmuur.
Heb je vragen als je naar de tekst kijkt? 

Slide 4 - Slide

Woordenschat:
Stijlen Kunststomingen Westerse Schilderkunst
De leerkracht doet het voor.

Slide 5 - Slide

Woordenschat:
middeleeuwen, barbaarse, klassieke oudheid, Renaissance, Bijbelse, mythologische, scènes, portretten, realistisch.
De leerkracht doet het voor.

Slide 6 - Slide

Woordenschat:
barokschilders, contrast, clair-obscur, dramatische effecten, emotie, stillevens, plafondschilderingen, vorsten, het Vaticaan, promoten, pracht en praal, breed publiek, aanspreken, aanwakkeren.
We doen het samen!
Bekijk hier de  video.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Tekstgerichte vragen:
Waar laten postmodernisten zich door meeslepen?
In welke stijl(en) schilderde van Gogh?
Noem een overeenkomst en een verschil tussen de Renaissance en het (Neo)classicisme.

Leg uit hoe het kan dat van Gogh bij drie verschillende stijlen als een beroemde schilder genoemd wordt.

Wat is een groot verschil tussen de tijd van de Barok en de tijd van het Realisme als je kijkt naar waarom schilders iets schilderde.
In de Barok schilderden de schilders omdat:................
In de tijd van het Realisme schilderden schilders omdat:................
Welke kunststroming spreekt jou het meeste aan? Leg uit waarom.
Teken of schilder Scoop die de krant leest in een van de stijlen waarover je vandaag geleerd hebt.


Maak wanneer je de tekst hebt samengevat de tekstgerichte vragen.

Slide 9 - Slide

Cito-vraag:
Wat moet er op plaats 1 in het schema?






A: Moderne kunst
B: Kubisme
C: Picasso
D: Experimenteren


Facultatief: oefenen van de Cito-vraagstelling.

Slide 10 - Slide

 Antwoord gevonden op je vraag? Schrijf het antwoord op een andere kleur post-it en plak deze bij de vraag op de vragenmuur.
Zijn er nieuwe vragen ontstaan? 
Schrijf ze op post-its. 
Wat hebben jullie opgeschreven?
Heeft de schrijver het beoogde doel bereikt?

Slide 11 - Slide

Tot de 
volgende keer!

Slide 12 - Slide